Voor de Wob-praktijk is door Gerechtshof Amsterdam een opvallend arrest gewezen over de doorzendplicht in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en het heffen van leges. In dit artikel bespreek ik dit arrest.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Doorzenden van een verzoek
Als een verzoek om informatie betrekking heeft op gegevens die berusten bij een ander bestuursorgaan, moet het verzoek doorgezonden worden naar dat andere bestuursorgaan. De verzoeker wordt hiervan mededeling gedaan. Deze doorzendplicht – de formulering is dwingend – is geregeld in artikel 4 van de Wob. De doorzendplicht geldt ook als het bestuursorgaan zelf een besluit kan nemen, maar weet dat elders ook documenten zijn die onder het verzoek geschaard kunnen worden.[1]
Leges of kopieerkosten
Voor diensten in de zin van artikel 229 Gemeentewet mag een gemeentelijke belasting geheven worden. Bij de Hoge Raad ligt op dit moment de vraag voor of de afhandeling van een Wob-verzoek een dienst is. Bepalend daarbij is of het gaat om:
Voor diensten in de zin van artikel 229 Gemeentewet mag een gemeentelijke belasting geheven worden. Bij de Hoge Raad ligt op dit moment de vraag voor of de afhandeling van een Wob-verzoek een dienst is. Bepalend daarbij is of het gaat om:
(…) werkzaamheden die liggen buiten het gebied van de publieke taakuitoefening en rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang.[2]
Hof Den Haag is van oordeel dat er sprake is van een dienst, Hof Den Bosch komt tot een geheel ander oordeel.[3] Als de conclusie van IJzerman wordt opgevolgd door de Hoge Raad dan lijkt er geen sprake van een dienst te zijn. Er wordt door IJzerman wel gekeken naar dit concrete geval waar het gaat om een verzoek van een journalist.
Het Hof in Den Haag vindt dat door het verzoek er feitelijk dienstverlening plaatsvindt jegens verzoeker en er daarmee een individualiseerbaar belang is. Het motief van de verzoeker wordt buiten beschouwing gelaten. De hoogte van de leges is daarnaast niet zodanig hoog dat dit een niet te nemen drempel zou opwerpen. Van der Sluis onderschrijft deze gedachtegang en is van mening dat pas op het moment van besluitvorming mogelijk gesproken kan worden van een minder individualiseerbaar belang. Hij merkt echter ook op dat het Hof daarmee de werking van de Wob niet helemaal overziet. Vanwege juist de werking van de Wob – algemene openbaarmaking – ben ik van oordeel dat het algemeen belang overheerst en heb ik het arrest om die reden als opmerkelijk bestempeld in een eerder blog.
Hof Den Bosch is van oordeel dat bij het verstrekken van informatie op grond van de Wob altijd het algemeen belang wordt gediend. Dat er ook individualiseerbare belangen worden gediend, kan best zo zijn, maar staat niet per definitie vast. Ofwel: geen dienst en dus mogen geen leges geheven worden voor de verrichtte werkzaamheden.
Kopieerkosten mogen wel in rekening worden gebracht. De Afdeling heeft onlangs uitgemaakt dat de Wob niet in de weg staat aan een tarievenregeling voor decentrale overheden.[4] Voor de Rijksoverheid was dit al volstrekt helder nu artikel 12 van de Wob daar heel expliciet de ruimte voor biedt.
Arrest Hof Amsterdam
In dit arrest [5] gaat het om een vrouw die een parkeerovertreding begaat. Uit het arrest blijkt dat zij in administratief beroep gaat bij de Officier van Justitie en bij de Officier ook een Wob-verzoek indient om alle bij de verkeersovertreding horende stukken te mogen ontvangen. De Officier honoreert het beroep en vernietigt de boete.
De Officier honoreert ook een deel van het Wob-verzoek – zou de burger daadwerkelijk beogen dat deze informatie nu voor een ieder openbaar is? – en stuurt het verzoek voor het overige door. Via diverse bestuursorganen belandt het Wob-verzoek uiteindelijk bij de gemeente Aalsmeer. De gemeente verstrekt aan de burger het verkeersbesluit en legt een aanslag op voor het kopiëren en de tijd die gemoeid is met het afhandelen van dit verzoek. De gemeente had eerder bij de burger al aangegeven leges te gaan heffen.
De burger komt op tegen de legesaanslag en uiteindelijk komt de zaak voor bij het Hof. Partijen in dit geding zijn de burger en de legesambtenaar. Het Hof komt met een aantal overwegingen die ik nader zal bespreken.
Onder punt 6 stelt het Hof vast dat de Officier in dit geval en onder deze omstandigheden had moeten beschikken over documenten die van belang zijn voor de beoordeling van de juistheid van de boete of deze zelf had moeten vergaren en ter beschikking moet stellen aan verzoeker.
Onder punt 10 stelt het Hof vast dat de burger door gemeente Aalsmeer niet aangemerkt had moeten worden als belastingplichtige die heeft te gelden als aanvrager van de dienst (verstrekken van documenten). Bij al deze doorzendingen had de burger er niet bedacht op hoeven te zijn dat zij aangemerkt zou worden als belastingplichtige die een dienst aanvraagt. Op grond daarvan wordt de legesaanslag vernietigd.
Hetgeen het Hof onder 6 overweegt, is opmerkelijk en blijft hopelijk beperkt tot die bijzondere omstandigheden die verder ook niet worden genoemd. Zowel procedureel als inhoudelijk is dit een aanvechtbare overweging. Procedureel, omdat het Hof het Wob-verzoek verbindt met het aanvechten van een boete. Dat suggereert dat de Wob-verzoeker ook een belang heeft gesteld of dat dit ingelezen wordt door het Hof. Dat hoeft bij de Wob niet. Als het bestuursorgaan dat doet, krijgt het ook een tik op de vingers.[6] Daarnaast is al meerdere malen geoordeeld dat onvolkomenheden in de Wob-procedure geen invloed kunnen hebben op de procedure tegen een boete, omdat het om gescheiden trajecten gaat.[7]
Meer inhoudelijk suggereert het arrest dat het verkeersbesluit relevant is voor de juistheid van de opgelegde boete. Volgens vaste rechtspraak is het niet aan de weggebruiker om te bepalen of bepaalde verkeerstekens [8] al dan niet bevoegd zijn geplaatst.[9] Er kan betoogd worden dat het verkeersbesluit geen onderdeel behoort uit te maken van het dossier en dus ook niet bij de Officier behoorde te berusten.[10]
Een vraag die in het arrest geheel niet aan de orde komt, maar wel interessant is, is de vraag of een verkeersbesluit wel onder de Wob valt. Documenten die naar hun aard al openbaar zijn vallen niet onder de Wob. Een verkeersbesluit lijkt daaronder te vallen doordat het als constitutief vereiste is dat het gepubliceerd moet worden (sinds 1 januari 2013 in de Staatscourant). In dat geval is dit besluit naar zijn aard al een openbaar stuk en had volstaan kunnen worden met een verwijzing naar de vindplaats cq verzending als feitelijke handeling. Het heffen van leges zou in dat geval dus wel aan de orde kunnen zijn.[11]
Ook hetgeen het Hof heeft overwogen onder 10 gaat ver. In deze zaak is door de burger expliciet (dit blijkt uit 2.3) verzocht om openbaarmaking en toezending van het verkeersbesluit. Verkeersbesluiten worden genomen door de wegbeheerder [12] en een Officier is dat niet. Aangezien dit wettelijk is vastgelegd, mag de verzoeker – los van de discussie over de leges – wat mij betreft tegengeworpen worden dat de wegbeheerder aangeschreven wordt door de Officier en zal de verzoeker daarvan de consequenties moeten dragen. Een burger zou door bewust een Wob-verzoek elders in te dienen, volgens het Hof niet kunnen gelden als aanvrager van een dienst. Daarmee zet het Hof de weg open voor het bewust toezenden van een Wob-verzoek aan een ander bestuursorgaan waardoor ieder willekeurig bestuursorgaan als brievenbus gebruikt kan worden en oneigenlijk gebruik van de doorzendplicht in de hand wordt gewerkt.[13]
Conclusie
Doordat de Officier geen partij was bij het geding in Amsterdam zal het arrest weinig praktische consequenties hebben voor de uitvoeringspraktijk rondom verkeersovertredingen. Daarnaast gaat het om, niet nader toegelichte, bijzondere omstandigheden die hebben geleid tot dit arrest. Het is daarnaast ook een arrest in een fiscale zaak, terwijl bij verkeersovertredingen die afgedaan worden via de WAHV Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevoegd is. Wel wordt hiermee een opmerkelijke zijweg ingeslagen rondom de doorzendplicht en de verhouding tussen overheid en burger waar laatstgenoemde zich met behulp van de Wob wil verweren tegen gedragingen van de overheid.
Bart Gossen is juridisch consultant bij USG Juristen. Hij is gedetacheerd bij de nationale politie, eenheid Zeeland-West-Brabant. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
[1] ABRvS 27 juli 2011, LJN: BR3196.
[2] Conclusie AG IJzerman 21 juni 2012, LJN: BX0945.
[3] Hof Den Haag 6 juli 2011, LJN: BR0373, Gst. 2011, nr. 90 (m.nt. C.N. van der Sluis) en Hof Den Bosch 16 december 2011, LJN: BU8432, Gst. 2012, nr. 34 (m.nt. C.N. van der Sluis). Zie ook B. Gossen, ‘Hof Den Haag: Leges voor Wob-verzoeken zijn toegestaan’, Juristenweblog.nl 8 juli 2011.
[4] ABRvS 22 augustus 2012, LJN: BX5240.
[5] Hof Amsterdam 29 juni 2012, LJN: BX0725.
[6] ABRvS 25 juli 2012, LJN: BX1100.
[7] Hof Leeuwarden 11 juli 2008, LJN: BG1499, r.o. 3.3 en Hof Leeuwarden 21 april 2010, LJN: BN5774, r.o. 7 en 8.
[8] De blauwe streep op de weg is een verkeersteken, artikel 25 RVV 1990.
[9] Hof Leeuwarden 17 maart 2009, LJN: BJ4915 en opnieuw Hof Leeuwarden 21 april 2010, LJN: BN5774, r.o. 7.
[10] E.J. Daalder, Handboek openbaarheid van bestuur, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2011, p. 150.
[11] Vgl. Hof Arnhem, 30 oktober 2012, LJN: BY3250.
[12] Artikel 18 Wegenverkeerswet 1994.
[13] Vgl. Hof Amsterdam 20 oktober 2000, LJN: AA9106 waarbij een professioneel gemachtigde niet beschikt over een faxnummer van het gerechtshof en daarom het beroepschrift naar de Nationale ombudsman stuurt met het verzoek dit door te geleiden.