De oprentingslast van contant gemaakte termijnen uit een ‘earn-outregeling’ valt ook onder de deelnemingsvrijstelling en is dus niet aftrekbaar. De Hoge Raad heeft onlangs in deze zin beslist. Hij baseerde zijn oordeel op de wetsgeschiedenis van de earn-outregeling en met name de reikwijdte die de wetgever aan deze regeling wilde geven. De earn-outregeling houdt -kort gezegd- in dat de (ver)koopprijs van een deelneming mede afhankelijk is van de hoogte van de winsten die deze deelneming in de eerstvolgende jaren zal maken.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De oprentingslast van contant gemaakte termijnen uit een ‘earn-outregeling’ valt ook onder de deelnemingsvrijstelling en kan dus niet ten laste van de winst worden gebracht. De Hoge Raad heeft onlangs in deze zin beslist. Hij baseerde zijn oordeel op de wetsgeschiedenis van de earn-outregeling en met name de reikwijdte die de wetgever aan deze regeling wilde geven. De earn-outregeling houdt -kort gezegd- in dat de (ver)koopprijs van een deelneming mede afhankelijk is van de hoogte van de winsten die deze deelneming in de eerstvolgende jaren zal maken.
De procedure voor de Hoge Raad betrof een bv die in 2006 een deelneming had gekocht van een vennootschap (hierna: verkoper). De bv en de verkoper kwamen een koopprijs overeen die bestond uit een basisdeel en een (van de verkochte deelneming) resultaatafhankelijk deel over de jaren 2007 tot en met 2013. De gehele koopprijs lag in beginsel tussen een bepaald minimum- en maximumbedrag, maar indien het nettoresultaat van de deelneming in 2006 negatief zou zijn, zou de minimumkoopprijs worden verminderd. Verder was de koopprijs van de deelneming mede afhankelijk gemaakt van het al dan niet nog in dienst zijn van twee personen bij de deelneming. In 2006 leed de deelneming verlies en werd de minimumkoopprijs naar beneden bijgesteld.
De bv had de deelneming in haar administratie voor 2006 gewaardeerd op het totaal van het basisdeel van de (bijgestelde) koopprijs en de contante waarde van de toekomstige nabetalingen (nabetalingsverplichting). Ook had de bv de nabetalingsverplichting op haar balans opgenomen. Daarbij was de bv uitgegaan van de (bijgestelde) minimumkoopprijs, een geschat verloop van de jaarlijkse betalingen en een rekenrente van 5 procent. Eind 2006 had de bv de nabetalingsverplichting verhoogd met een oprentingslast en had zij deze last ten laste van de winst gebracht. De inspecteur weigerde echter de aftrek van deze last omdat deze onder de deelnemingsvrijstelling zou vallen. Hof Arnhem was het daarmee eens omdat sprake was van een earn-outregeling, ongeacht de voor de koopprijs in aanmerking te nemen onzekerheden.
De Hoge Raad was het met het hof eens. Ook in de koopprijsbepaling van de onderhavige procedure (met onder meer een minimumbedrag voor het totaalbedrag van de termijnen) was nog steeds sprake van het niet vaststaan van het aantal termijnen of de omvang daarvan en dus van een earn-outregeling.
Reikwijdte earn-outregeling
De reikwijdte van de earn-outregeling is ruim. Voor de koper vallen niet alleen de waardeveranderingen van het recht op toekomstige uitkeringen (en voor de verkoper de daarmee corresponderende verplichting tot het doen van deze uitkeringen) onder de deelnemingsvrijstelling, maar ook een aanpassing van de prijs. Zo kunnen door de verkoper aan de koper afgegeven balansgaranties, winstgaranties, betalingsgaranties aanleiding zijn om de prijs naderhand te herzien. Het is echter geen uitgemaakte zaak of andersoortige bij de verkoop van de deelneming afgegeven garanties of toezeggingen of verminderde solvabiliteit of faillissement van de verkoper onder de deelnemingsvrijstelling vallen.