Beoordeling normaal ondernemersrisico aan de hand van de omzetten van het filiaal of van de onderneming?
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Bedrijven en burgers kunnen door rechtmatig optreden van de overheid schade ondervinden. Als door dit optreden onevenredige schade geleden wordt die buiten het normaal maatschappelijk risico valt en op een beperkte groep burgers of instellingen drukt, kan voor nadeelcompensatie in aanmerking gekomen worden. Voor de vaststelling van normaal ondernemersrisico wordt aangesloten bij omzetverlies. In de rechtspraak wordt een norm van 15% van de totale jaaromzet van een onderneming aanvaardbaar geacht als ondergrens voor het normaal ondernemersrisico. Met andere woorden, als de schade niet meer dan 15% van de jaaromzet bedraagt, blijft deze schade voor risico van de ondernemer. Wanneer de schade wordt geleden door een filiaal van een onderneming rijst de vraag of het normaal ondernemersrisico beoordeeld moet worden aan de hand van de omzet van het betreffende filiaal of de omzet van de totale onderneming. Deze vraag is op 13 maart jl. door de Afdeling in een tussenuitspraak beantwoord.
In deze zaak draaide het om een verzoek tot nadeelcompensatie van een filiaal van winkelketen Zeeman Textielsupers B.V. (Zeeman). Het filiaal ligt binnen het plangebied van een ontwikkelingsproject in de binnenstad van gemeente Vlissingen voor de aanleg van een tweelaagse ondergrondse parkeergarage, nieuwbouw voor winkelruimte en woningen en de herinrichting van het openbaar gebied. De gemeente Vlissingen heeft de Algemene Nadeelcompensatieverordening Vlissingen (ANV) van toepassing verklaard op dit project. Het filiaal stelde inkomensschade te hebben geleden als gevolg van de uitgevoerde werkzaamheden.
De Afdeling overweegt dat de in Vlissingen gelegen winkel een filiaal is van Zeeman en onder direct beheer staat van Zeeman, waardoor het filiaal zowel in economische als juridische zin een onlosmakelijk onderdeel van Zeeman vormt. Het filiaal is daarmee geen zelfstandige entiteit, waardoor de schade zich niet manifesteert op het niveau van het filiaal maar op het niveau van Zeeman. Om deze reden mocht het college het door het filiaal geleden nadeel relateren aan de omzetten en bruto winsten van Zeeman bij de beantwoording van de vraag of de gestelde schade voor vergoeding in aanmerking kwam.
Dat in de ANV niet is opgenomen dat in het geval van een filiaal van een winkelketen bij de bepaling van een eventuele overschrijding van het normaal maatschappelijk risico de omzet en brutowinst van de gehele keten wordt betrokken, betekent volgens de Afdeling niet dat deze methode rechtens niet aanvaardbaar is.
Over het betoog van Zeeman dat het college ongeoorloofd onderscheid maakt tussen plaatselijke winkels en een filiaal van een onderneming die een winkelketen exploiteert, oordeelt de Afdeling: “Van een ongeoorloofd onderscheid is geen sprake omdat nadeel als thans aan de orde voor een ondernemer die zijn winkel, bijvoorbeeld in de vorm van een eenmanszaak, voor eigen rekening en risico drijft, eerder een onevenredige last zal vormen dan voor een nationaal of internationaal opererende onderneming, die een winkelketen exploiteert en die door haar omvang beter in staat is risico’s die tot haar onderneming behoren te spreiden.”