Het wel of niet beperken van aansprakelijkheid is een vak waarin steeds meer advocaten “ervaringsdeskundigen” zijn geworden – al is het natuurlijk zeer aan te bevelen om niet van eigen maar van andermans schade en schande te leren. En daartoe biedt een recente uitspraak van de Hoge Raad volop gelegenheid. De Hoge Raad heeft met name voor maatschappen en praktijk-BV’s van beroepsbeoefenaren, zoals advocaten en accountants, helder uit de doeken gedaan hoever de aansprakelijkheid voor beroepsfouten reikt. Daarover bestond veel onzekerheid, maar de Hoge Raad heeft nu deze gelegenheid aangegrepen om verschillende knopen rigoureus door te hakken.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het is bekend, dat de wettelijke benaming van een BV is: “besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”. Maar dat betekent niet dat een advocaat of accountant die zich bedient van een eigen (eenmans-)praktijk-BV, daarmee ook zijn aansprakelijkheid voor eigen beroepsfouten beperkt. Wij kennen namelijk al sinds 1992 een wettelijke bepaling, die de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van een opdracht bij de persoon zelf legt, als “de opdracht is verleend met het oog op een persoon die met de opdrachtnemer of in zijn dienst een beroep of een bedrijf uitoefent”. Die bepaling is van belang, omdat het werk van de beoefenaar van een vrij beroep – ik zal hem/haar voor het gemak hierna advocaat noemen – juridisch wordt gekwalificeerd als het uitvoeren van opdrachten.
De genoemde wettelijke bepaling is ingevoerd toen de fiscale faciliteiten voor BV’s steeds meer advocaten ertoe bewogen, een eigen praktijk-BV op te richten. Formeel wordt dan die BV de “opdrachtnemer” van de cliënt van de advocaat, maar de wetgever wilde niet dat de persoonlijke verantwoordelijkheid van advocaten door zulke constructies zou worden opgeheven. De advocaat blijft dan dus persoonlijk aansprakelijk voor fouten die hij maakt. En hetzelfde geldt wanneer de advocaat zijn werk door anderen laat uitvoeren onder zijn verantwoordelijkheid. Het is nu voor het eerst dat deze consequenties ook zijn vastgelegd in een uitspraak van de Hoge Raad.
De volgende vraag is, hoe het zit met de aansprakelijkheid van advocaten die hun praktijk uitoefenen in maatschapsverband. De wettelijke regeling van de maatschap is 175 jaar oud, en gaat nog steeds ervan uit dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen een maatschap van beroepsbeoefenaren en een commerciële personenvennootschap. Als een aantal vennoten gezamenlijk een bedrijf uitoefent en onder één naam naar buiten treedt, heet dit van oudsher een “vennootschap onder firma”, waarin elke vennoot aansprakelijk is voor alle schulden van de vennootschap. Advocaten daarentegen werden geacht elk zelfstandig hun beroep uit te oefenen, en in principe alleen intern een maatschap aan te gaan om opbrengsten te delen.
Aan de Hoge Raad is nu níet de vraag voorgelegd of advocatenmaatschappen tegenwoordig niet gewoon een bedrijf uitoefenen, en daardoor onder de regeling van de “v.o.f.” vallen. Maar langs een andere weg komt de Hoge Raad tot vrijwel hetzelfde resultaat.
Er bestaat namelijk ook sinds 1992 de bepaling dat wanneer verschillende personen samen een opdracht aannemen, zij elk verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan. Hieruit concludeert de Hoge Raad, dat iedereen die lid was van een maatschap op het moment dat de maatschap een bepaalde opdracht aanvaardde, volledig aansprakelijk is en blijft voor fouten die later gemaakt worden bij de uitvoering van die opdracht. Bovendien zijn en blijven degenen die lid zijn van de maatschap op het moment dat er een fout gemaakt wordt gezamenlijk verplicht de schade daarvan te vergoeden, zodat de gedupeerde cliënt ook elk van die maten in elk geval voor gelijke delen kan aanspreken.
Er is nog veel meer te zeggen over deze baanbrekende uitspraak van de Hoge Raad, en dat zullen wij zeker doen. Op dit moment volsta ik met de opmerking, dat in de praktijk vrijwel alle aansprakelijkheid van advocaten wordt opgevangen door de verzekering, die elke advocaat verplicht is in stand te houden zolang hij de praktijk uitoefent.