Bij opzegging van de huurovereenkomst door de curator in verband met het faillissement van de huurder is de schadevergoedingsvordering van de verhuurder, in verband met schade die de huurder in het kader van de oplevering van het gehuurde aan de verhuurder moet vergoeden, geen boedelschuld (meer). Dit heeft de Hoge Raad beslist in het arrest van vrijdag 19 april 2013 (LJN: BY6108).
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Hoge Raad komt daarbij terug van het zogenoemde “toedoencriterium” dat hij in eerdere arresten heeft vastgelegd. In die arresten oordeelde de Hoge Raad dat ondermeer een desinvesteringsplicht in verband met verkoop door de curator binnen de fiscale termijn alsmede een verplichting tot affinanciering van pensioenverplichtingen in verband met het beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de curator een boedelschuld opleverde. De Hoge Raad baseert zijn standpunt in een uitgebreide motivering op het stelsel van de Faillissementswet.
De Hoge Raad voegt hier nog wel aan toe dat dit niet betekent dat de ontruimingsverplichting na de beëindiging van de huurovereenkomst door de curator, geen boedelschuld kan zijn. Zoals volgt uit HR 9 juni 2006 (LJN: AU9234), (rov. 3.5.2), kan de verhuurder uit hoofde van zijn recht om het gehuurde leeg en ontruimd opgeleverd te krijgen, verlangen dat de curator de tot de boedel behorende zaken uit het gehuurde verwijdert in het geval dat de curator die huurovereenkomst heeft beëindigd. Deze verplichting rust op de curator in zijn hoedanigheid en is dan aan te merken als een boedelschuld.