Onlangs heeft de rechtbank Rotterdam vervroegd uitspraak gedaan in een zaak waarbij een man is doodgestoken. Tegen de dader was vorige week donderdag vier jaar gevangenisstraf geëist wegens doodslag. Het slachtoffer had de dader bij hem thuis uitgenodigd omdat hij hem nog 10 euro zou moeten terugbetalen. Feitelijk was het plan van het slachtoffer echter om samen met zijn neef de dader, een drugsdealer, te beroven. Overeenkomstig dat plan werd de dealer inderdaad beroofd van zijn drugs en telefoons en moest hij zich uitkleden. Hij heeft op een gegeven moment het mes waarmee hij werd bedreigd en dat door het latere slachtoffer even op tafel was gelegd, gepakt en heeft daarmee het slachtoffer gestoken.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In die omstandigheden – de dader werd niet langer direct geconfronteerd met de gewapende aanvaller – kan niet worden gesproken van een evenredige reactie: er zijn bij het slachtoffer in totaal zestien snij- en steekwonden geconstateerd, waarvan zes wonden met een diepte van ten minste vijf centimeter. Omdat de grenzen van noodzakelijke verdediging zijn overschreden, is van noodweer daarom geen sprake. Wel vindt de rechtbank dat de dader in een hevige gemoedstoestand verkeerde, die veroorzaakt werd door het handelen van het latere slachtoffer en zijn neef. Er is dus sprake van noodweerexces, zodat de dader niet strafbaar is en is ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft dan ook zijn onmiddellijke invrijheidstelling bevolen.
De neef wordt schuldig bevonden aan de beroving van de dealer. De rechtbank acht bewezen dat hij samen met zijn oom, in diens woning, de dealer heeft beroofd van zijn verdovende middelen en twee mobiele telefoons. De dealer, in dit geval het slachtoffer, werd daarbij met een mes bedreigd en verbaal met de dood bedreigd. Voorts werd hem belet de woning te verlaten, moest hij zijn kleding uittrekken, werd hem een kopstoot gegeven en werd hij geschopt en geslagen, onder andere met een fles. De neef is een straf opgelegd van 18 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk. Dit was ook de eis van de officier van justitie.
ECLI:NL:RBROT:2013:7277
ECLI:NL:RBROT:2013:7281