Het heffen van hondenbelasting door een gemeente voor de algemene middelen is niet in strijd met het discriminatieverbod. Dat oordeelt de Hoge Raad in zijn uitspraak van 18 oktober 2013 over de hondenbelasting van de gemeente Sittard-Geleen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Hoge Raad vernietigt met deze uitspraak de beslissing van het hof ’s-Hertogenbosch van 24 januari 2013 (ECLI:NL:GHSHE:2013:BY9350).Volgens het hof is een dergelijk onderscheid alleen toegestaan als: (a) de kosten die het hondenbezit voor de gemeente meebrengt van wezenlijke betekenis zijn geweest voor het heffen van de hondenbelasting en (b) de hoogte van belasting mede is afgestemd op die kosten. Het heffen van hondenbelasting in die gemeente was daarom volgens het hof niet toegestaan. Het hof vond de hondenbelasting van deze gemeente strijdig met het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet en vernietigde daarom de aanslag hondenbelasting van een inwoner van de gemeente Sittard-Geleen.
De gemeente Sittard-Geleen heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Advocaat-generaal IJzerman adviseerde de Hoge Raad in zijn conclusie van 18 juli 2013 (ECLI:NL:PHR:2013:119) om dat gegrond te verklaren.
De Hoge Raad heeft dit advies opgevolgd en de gemeente in het gelijk gesteld. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de aanslag hondenbelasting in stand gelaten. De Gemeentewet geeft gemeenten de bevoegdheid om een belasting te heffen voor het houden van een hond. Volgens de Hoge Raad is die bevoegdheid mede ingegeven door de kosten die voor gemeenten voortvloeien uit de bevuiling van openbare wegen en plaatsen voor honden. Daarom is het onderscheid tussen houders van honden en andere personen naar het oordeel van de Hoge Raad gerechtvaardigd en vormt het geen discriminatie. Het is volgens de Hoge Raad niet nodig dat de gemeente een relatie legt tussen de opbrengst van de hondenbelasting en de kosten die voor de gemeente aan de bevuiling door honden zijn verbonden.
ECLI:NL:HR:2013:917