De gemeente Amsterdam mocht ook na de reparatiewet geen leges heffen bij de aanvraag van een ID-kaart. Dat heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 november 2013 bepaald in een zaak tussen een aanvrager van een ID-kaart en de gemeente Amsterdam. De gemeente Amsterdam heeft namelijk na de reparatiewet de gemeenteverordening niet aangepast.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De belanghebbende in deze zaak heeft op 26 september 2011 een ID-kaart aangevraagd bij de gemeente Amsterdam. De gemeente heeft in verband daarmee leges geheven. In geschil is of die heffing terecht is. De Hoge Raad oordeelde eerder dat de heffing niet kan worden gebaseerd op de legesbepaling uit de Gemeentewet. Nadien is de Reparatiewet ingevoerd, met terugwerkende kracht tot 22 september 2011. Met die wet is beoogd een nieuwe zelfstandige grondslag voor de legesheffing bij de aanvraag van ID-kaarten te creëren. Volgens die wet worden gemeentelijke belastingverordeningen geacht te zijn gebaseerd op die nieuwe grondslag, voor zover het de heffing van leges voor aanvragen van ID-kaarten betreft. De legesverordening van de gemeente Amsterdam is naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad en de Reparatiewet echter niet gewijzigd. Belanghebbende bestrijdt de legesheffing, onder meer omdat volgens hem niet met terugwerkende kracht kan worden geheven.
Volgens het Hof kan de wetgever met terugwerkende kracht een grondslag invoeren voor de heffing van leges. Indien een gemeente op die grondslag leges wil heffen, moet de gemeenteraad echter zorgen voor een belastingverordening die in zo’n heffing voorziet. In dit geval is de legesverordening van de gemeente Amsterdam gebaseerd op de Gemeentewet. Op grond van die wet kunnen echter geen leges worden geheven voor de aanvraag van ID-kaarten. Het belastbaar feit waarin de Reparatiewet voorziet, kan ook niet worden gelijkgesteld met het belastbaar feit uit de Gemeentewet. Omdat de gemeenteraad heeft nagelaten de legesverordening aan te passen aan de Reparatiewet, is er geen grondslag voor de onderhavige legesnota. Dat in de Reparatiewet is opgenomen dat gemeentelijke belastingverordeningen worden geacht te zijn gebaseerd op die wet, maakt dat niet anders. Het is namelijk uitsluitend aan de gemeenteraad om in een gemeentelijke verordening te bepalen op welke grondslag gemeentelijke belastingen worden geheven en niet aan de wetgever in formele zin.
Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond. De aan hem opgelegde legesnota wordt vernietigd.