De recidive na behandeling in een Tbs-kliniek kan per kliniek in kaart worden gebracht. Hiermee wil Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie de resultaten van de behandeling in klinieken inzichtelijker maken. De recidivecijfers per kliniek zullen uiteindelijk een vast onderdeel vormen van de prestatie-indicatoren waarover jaarlijks met de klinieken wordt gesproken bij de inkoop van tbs-capaciteit. Op verzoek van de Staatssecretaris werkt het WODC de komende maanden verder aan het model om de recidive per kliniek in kaart te kunnen brengen en verwacht in de zomer 2014 hiermee gereed te zijn. Teeven: “Het berekenen van de ruwe recidivepercentages is een goed begin, maar het is nog niet voldoende als indicator binnen het kwaliteitsmanagement.”
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw berekent het WODC de strafrechtelijke recidive van ex-tbs-ers. Maar nooit eerder is er gekeken naar recidive per inrichting. De uitsplitsing van de recidivecijfers is een wens van zowel politiek als het forensisch veld om de resultaten van de geleverde behandeling zichtbaar te maken. Met het veld is een belangrijke stap gezet naar meer transparantie en kwaliteitsverbetering in de forensische sector.
De tussentijdse rapportage, die vandaag aan de Tweede Kamer is gestuurd, laat de voorlopige cijfers zien en geeft inzicht in de mogelijkheden om te komen te een betrouwbaar en bruikbaar model voor recidivemeting bij Tbs-klinieken. Aan rapportage zelf kunnen echter nog geen conclusies worden verbonden, omdat nog niet alle factoren die van invloed kunnen zijn op recidive verwerkt zijn in het model.
De Tbs-klinieken hebben te maken met uiteenlopende soorten patiënten en het is daarom niet verwonderlijk dat de recidive onderling sterk verschilt. Het WODC neutraliseert de invloed van verschillen door te werken met een prognosemodel. Voor elke kliniek wordt een voorspelling gedaan van de recidive die men gelet op de specifieke samenstelling van de patiëntengroep mag verwachten. De voorspelde recidive wordt vervolgens vergeleken met de recidive is opgetreden naar afloop van de TBS. Het verschil geeft aan hoe de instelling het er op dit vlak van af heeft gebracht, rekening houdend met de ‘zwaarte’ van de patiënten die zij onder behandeling had.
De huidige resultanten hebben slechts een voorlopig karakter: het onderzoek heeft betrekking op tbs-ers die hun maatregel tussen 2004 en 2008 beëindigd zagen, er is ook nog geen rekening gehouden met overplaatsingen of met de specifieke stoornis van een tbs-er. Zodoende zijn de voorlopige resultaten nu nog anoniem. Desondanks kan wel worden geconcludeerd dat niets nog in de weg staat aan een bruikbaar model dat komend jaar al het gewenste inzicht in de prestaties zal geven.
De recidivecijfers per kliniek zullen uiteindelijk een vast onderdeel vormen van de set prestatie-indicatoren waarover jaarlijks met de tbs-klinieken wordt gesproken bij de inkoop van tbs-capaciteit.
Staatssecretaris Teeven zal na de zomer van 2014 de recidivecijfers per kliniek aan de Tweede Kamer sturen.