In een kort geding tussen Volkert van der Graaf en de Staat over de voorwaarden voor zijn invrijheidstelling, oordeelt de rechter dat het openbaar ministerie de voorwaarden op goede gronden heeft opgelegd, maar dat het locatieverbod en het daaraan gekoppelde elektronische toezicht voor de gemeenten Krimpen aan den IJssel, Rotterdam, Hilversum, Tilburg en Den Haag moet worden geschorst.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Locatieverbod onredelijk in verhouding tot beoogd doel
De rechter oordeelt dat het locatieverbod en de enkelband geschrapt kunnen worden, omdat het niet in verhouding staat tot het beoogde doel, namelijk om de samenleving te beschermen tegen recidive door Van der Graaf en om Van der Graaf terug te laten keren in de samenleving. Een locatieverbod draagt niet bij aan de (verdere) beperking van het door de deskundigen als laag ingeschatte recidiverisico. Het verbod, waaraan elektronisch toezicht door middel van een enkelband is gekoppeld, is echter wel een aanzienlijke beperking van de bewegingsvrijheid van Van der Graaf. Hierbij heeft de rechter overwogen dat grote maatschappelijke onrust tot op heden is uitgebleven. Verder kan het OM, indien daartoe aanleiding zou ontstaan, opnieuw een locatieverbod opleggen.
Mediaverbod en contactverbod blijven overeind
Het mediaverbod en het contactverbod met nabestaanden en de chauffeur van Pim Fortuyn blijven wel overeind, aangezien dergelijke contacten onnodige maatschappelijke onrust kunnen veroorzaken en ook niet is gebleken dat Van der Graaf door deze verboden wezenlijk in zijn vrijheid wordt beperkt.
Overige voorwaarden op goede gronden
In zijn uitspraak oordeelt de kortgedingrechter dat oplegging van voorwaarden aan de invrijheidstelling van Van der Graaf niet onrechtmatig was, omdat de verzwaring van de regels over vervroegde/voorwaardelijke invrijheidstelling de aan hem opgelegde straf (van 18 jaar) niet zwaarder maken, het moment van invrijheidstelling ongewijzigd is gebleven en de voorwaarden geen punitief (bestraffend) doel beogen. Voorts oordeelt de rechter dat het gelet op de meerjarige detentie van Van der Graaf aangewezen is dat aan hem bijzondere voorwaarden worden opgelegd met het doel hem te ondersteunen bij zijn terugkeer in de samenleving.
Voorgeschiedenis
Bij arrest van 18 juli 2003 is Van der Graaf door het hof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar voor de moord op Pim Fortuyn. Op 2 mei 2014 is Van der Graaf, na verloop van twee derde van de aan hem opgelegde gevangenisstraf, voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Bij besluit van 25 april 2014 heeft het openbaar ministerie aan zijn invrijheidstelling voorwaarden verbonden, waaronder verplicht reclasseringstoezicht, een contactverbod, een mediaverbod en een locatieverbod voor de gemeenten Krimpen aan den IJssel, Rotterdam, Hilversum, Tilburg en Den Haag.
Kort geding
Na zijn invrijheidstelling heeft Van der Graaf dit kort geding aangespannen tegen de Staat, omdat hij vindt dat de voorwaarden niet hadden mogen worden opgelegd. Volgens Van der Graaf had hij op grond van de ten tijde van zijn veroordeling geldende regels onvoorwaardelijk in vrijheid moeten worden gesteld. Bovendien zijn de opgelegde voorwaarden volgens Van der Graaf disproportioneel, omdat deze met het in de wet voorziene doel ervan – recidivebeperking – niets van doen hebben.
ECLI:NL:RBDHA:2014:9411