De rechtbank in Groningen is van oordeel dat de Staatsecretaris van V&J bij de uitvoering van de Overgangsregeling langdurig in Nederland verblijvende kinderen (kinderpardon) niet onrechtmatig handelt. De rechtbank overweegt daarbij dat de regeling begunstigend beleid is, dat slechts op een beperkte categorie vreemdelingen van toepassing is verklaard. Dat geeft de staatsecretaris een grote mate van beleidsruimte ten aanzien van de bepaling welke (groepen van) personen daaronder vallen en welke toelatingseisen op hen van toepassing zijn. Het onderscheid dat daarmee ontstaat tussen vreemdelingen die wel en niet onder het beleid vallen, is daardoor niet onrechtmatig.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De IND kan een vergunning verlenen aan een jeugdige vreemdeling die zich onder meer tijdens zijn verblijf in ons land niet langer dan een aaneengesloten periode van 3 maanden heeft onttrokken aan het toezicht van de rijksoverheid (IND, DTenV, Nidos, COA of de Vreemdelingenpolitie). De rechtbank acht dit niet onredelijk. Ook de uitleg van de Staatsecretaris over het begrip meldplicht acht de rechtbank acceptabel.
De rechtbank zegt dit in de uitspraak van een beroep tegen de weigering van de staatsecretaris om een Iraaks gezin een verblijfsvergunning te geven. Overigens vindt de rechtbank dat in dit geval de staatsecretaris ten onrechte geweigerd heeft om dit gezin een verblijfsregeling te geven op basis van het kinderpardon. Het betreffende gezin is bij DTenV in beeld gebleven, en heeft zich dus niet aan het toezicht van de rijksoverheid onttrokken.
Dat betekent nog niet dat zij in Nederland mogen blijven. De staatssecretaris moet daar opnieuw een besluit over nemen.
ECLI:NL:RBDHA:2014:8527