De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mocht op 5 januari een man uitzetten naar Afghanistan. Dat blijkt uit de schriftelijke motivering van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De man kreeg op 31 december 2014 te horen dat hij per vliegtuig zou worden uitgezet naar zijn vaderland. De Afghaan maakte twee dagen later bezwaar tegen dit besluit en verzocht de rechter via een spoedvoorziening om de uitzetting te verbieden totdat de staatssecretaris heeft beslist op zijn bezwaar. De rechter wees zijn verzoek vrijdag mondeling af.
Volgens de rechter heeft het bezwaar geen redelijke kans van slagen. De man voerde aan dat hij zo laat op de hoogte is gebracht van zijn uitzetting, dat hij – mede door de tussenliggende niet werkbare dagen – geen effectief rechtsmiddel had om dit te voorkomen. De rechter oordeelt dat hij met zijn verzoek om een voorlopige voorziening wel degelijk een mogelijkheid had om voorafgaand aan zijn uitzetting een rechter naar zijn zaak te laten kijken.
Verder beriep de man zich op gezinsleven als bedoeld in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM). Hij voerde kort gezegd aan dat zijn echtgenote en drie kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben en dat hij bij zijn echtgenote woont. De man beriep zich daar al eerder op in een andere procedure die hij bij de rechtbank heeft gevoerd. De rechtbank oordeelde op 14 juli 2008 dat dit beroep faalt. Dat oordeel staat vast. De man voerde nu geen nieuwe feiten en omstandigheden hierover aan en dus ziet de rechter geen grond voor het oordeel dat de uitzetting onrechtmatig zou zijn. Integendeel, de kinderen van de man zijn inmiddels meerderjarig en hij staat in de Gemeentelijke basisadministratie niet meer ingeschreven op hetzelfde adres als zijn echtgenote. Dat de man zich naar eigen zeggen alleen heeft laten uitschrijven omdat zijn echtgenote anders geen toeslagen meer zou ontvangen van de belastingdienst, maakt dat niet anders. Daarnaast stelde de man onder meer dat de lange duur van zijn nog lopende procedure bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens erop duidt dat de zaak niet kansloos is. Ook dat leidde niet tot een ander oordeel van de rechter.
ECLI:NL:RBDHA:2015:107
ECLI:NL:RBSGR:2008:BD8298