In een markerende uitspraak van vandaag, heeft het Europese Hof van Justitie beslist dat de bevoegdheden van de Europese Gemeenschap tot bescherming van het milieu ook de bevoegdheid inhoudt om lidstaten te verplichten zulke bescherming te verzekeren door strafsancties voor zware overtredingen. Het Hof vernietigde een Kaderbesluit van de Raad dat in 2003 was aangenomen, deze behield de bevoegdheid voor een intergouvermenteel besluit onder de ‘derde pijler’. Het Hof ondersteunde hiermee het standpunt van de Commissie. De uitspraak gaat over bepaalde milieuwetgeving, maar het zet een belangrijk voorbeeld voor Gemeenschapsrecht in het algemeen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
“Deze uitspraak van het Hof zorgt voor nieuwe ontwikkelingen, het versterkt de democratie en efficiëntie in de Europese Unie,” was het commentaar van de President van de Commissie José Manuel Barroso. “Het maakt duidelijk dat waar dan ook strafsancties zijn betrokken bij Gemeenschapsrecht, ze kunnen niet worden genomen zonder complete democratische controle door het Europees Parlement. Tegelijkertijd versterkt het Hof de mogelijkheden om de wet kracht bij te zetten zodra lidstaten een Europees beleid hebben goedgekeurd. Dit is een keerpuntbesluit, het baant het de weg voor meer democratische en efficiëntere wetgeving op het niveau van de EU. Dit gezegd zijnde, is het duidelijk dat overeenkomstig onze nieuwe regelgevende benadering die strafsancties voorstelt, slechts voor bijzonder ernstige inbreuken zullen worden gereserveerd. Wij zullen een zorgvuldig en evenredig gebruik van deze mogelijkheid maken, overeenkomstig met het principe van betere regelgeving.”
Als een proefproces, betwiste de Commissie (die door het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité wordt gesteund) voor het Europese Hof van Justitie Kaderbesluit 2003/80 van de Raad, betreffende de bescherming van het milieu door strafrecht. Dit Kaderbesluit goedgekeurd door de Raad in 2003.
Het argument waar het om draaide dat door de Commissie werd gebruikt in het voeren van deze actie tegen het Kaderbesluit was het volgende: de Commissie beweerde dat het eisen van lidstaten om strafsancties toe te passen voor schendingen van EG-milieuwetgeving gebaseerd moet zijn op de wet en besluitvormingsprocedures van het EG-verdrag (de zogenaamde “Communautaire methode”), en niet op de “derde pijler” van het EU-Verdrag, zoals de keus van de Raad was geweest. De Raad (die door 11 lidstaten wordt gesteund) oordeelde dat geen specifieke bepaling in het EG-verdrag deze benadering kon rechtvaardigen.
Het verschil tussen een wettelijke basis in de “derde pijler” van het EU- Verdrag in plaats van het EG-verdrag is heel belangrijk. Het heeft twee belangrijke gevolgen. Ten eerste, een verschillende wetgevingsprocedure: In het kader van het EU-Verdrag, oordeelt de Raad unaniem over het voorstel van een lidstaat of de Commissie, met een marginale rol van het Europees slechts Parlement. In het kader van het EG-verdrag, heeft de Commissie als enige het recht van initiatief, het Parlement heeft zijn volle rechten als mede-wetgever en de Raad zou bij gekwalificeerde meerderheid beslissen.
Ten tweede, is er geen overtredingsprocedure beschikbaar voor handelingen die onder het EU-Verdrag zijn goedgekeurd zodat de Commissie geen bevoegdheid heeft om lidstaten te dwingen om behoorlijk te implementeren, dit is van beslissend belang om naleving ervan te verzekeren.
De uitspraak van het Hof van Justitie van vandaag bevestigde de positie van de Commissie. Hoewel, als algemene regel, noch het strafrecht noch de regels van de strafprocedure vallen binnen de bevoegdheid van de Gemeenschap, dit verhindert niet de communautaire wetgever, wanneer de toepassing van efficiënte, evenredige en afradende strafsancties door de bevoegde nationale autoriteiten een essentiële maatregel is om ernstige milieuinbreuken te bestrijden, van het treffen van maatregelen die op het strafrecht van de lidstaten betrekking hebben waar het noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de regels die zijn neergelegd over milieubescherming volledig effectief zijn. Als gevolg van zijn beslissing, vernietigde het Hof vandaag Kaderbesluit 2003/80 van de Raad.
Voor de Commissie, is het oordeel van vandaag een belangrijk voorbeeld. Het zal de Commissie toestaan om zijn inspanningen voort te zetten en te verbeteren om naleving van bepalingen het Europese Gemeenschaprecht ook door middel van strafrecht te verzekeren. Waar de Gemeenschap, in het kader van het EG-verdrag, een wettelijke basis heeft om over beleid (interne markt, milieubescherming, gegevensbescherming, bescherming van intellectuele eigendom, monetaire kwesties, enz.) te beslissen, omvat dit de bevoegdheid om de handhaving van dit beleid door strafsancties te voorzien, indien nodig. In zulke gevallen, kan de Raad daarom niet het initiatiefrecht dat alleen aan de Commissie toekomt of het recht van het Europees Parlement om te codeciseren vermijden door van bepalingen van het EU- Verdrag gebruik te maken. Het oordeel vergemakkelijkt daarom handhaving van Gemeenschapsrecht terwijl tegelijkertijd het democratisch overzicht wordt versterkt in het EU wetgevingsproces.
Het oordeel zal ook de bescherming van het milieu versterken, aangezien lidstaten die niet naleven kunnen worden gedwongen om goed om te zetten en te implementeren wanneer verplichtingen om in strafsancties te voorzien van de Communautaire wetgeving worden afgeleid.
De Commissie zal goed de implicaties van de uitspraak van vandaag bestuderen voor hangende of toekomstige wetgevingsprocedures. De Commissie zal in het bijzonder kijken naar de goedkeuring van de inhoud van het geannuleerd Kaderbesluit 2003/80 van de Raad op basis van het EG-verdrag en volgens de co-decisie procedure met de Raad en het Europees Parlement.
Achtergrond
In Maart 2001, had de Commissie een Richtlijn voorgesteld gebaseerd op de milieubepalingen van het EG-verdrag (Artikel 175 (1) EG-verdrag). De Richtlijn zou lidstaten vereist hebben om ervoor te zorgen dat een aantal milieuschadelijke activiteiten – die reeds door de bestaande EG-wetgeving worden verbannen – worden geacht om strafrechtelijke inbreuken wanneer opzettelijk of met ernstige achteloosheid zijn begaan. (zie IP/03/461).
Nochtans, de Raad was niet in de positie om dit voorstel goed te keuren, wegens het ontbrken van de benodigde gekwalificeerde meerderheid. Ten gevolge stelde de Raad een Kaderbesluit voor onder de “de derde pijler” van het EG-Verdrag, voorgesteld door een van de lidstaten, gebaseerd op bepaling van medewerking in justitiële en strafrechtelijke zaken (Artikel 34 (1) (b) in samenhang met artikel 31 (1) (e) van het EG-Verdrag).
Tegen deze keuze van de wettelijke basis, bracht de Commissie een actie van vernietiging tegen de Raad.
The European community has the power to require the Member States to lay down criminal penalties for the purpose of protecting the environment
Judgment of the Court of Justice in Case C-176/03, Commission of the European Communities v Council of the European Union