Maatregelen die de afgelopen 10 jaar bij de politie en het Openbaar Ministerie (OM) zijn genomen om te voorkomen dat onschuldige mensen worden vervolgd en veroordeeld, hebben de kwaliteit van het opsporingsonderzoek verbeterd. Rechercheurs en officieren van justitie zijn zich bewust geworden van het risico op het ontwikkelen van een tunnelvisie. Maar de maatregelen zijn niet overal even goed ingevoerd en hebben ook ongewenste effecten, waardoor ze in sommige gevallen weer worden losgelaten. Dat blijkt uit onderzoek van het WODC, het onderzoekscentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Schiedammer Parkmoord
Voor de Schiedammer Parkmoord, die in 2000 het leven kostte aan een 10-jarig meisje, is destijds een man veroordeeld die niets met de zaak te maken had. Dat kwam aan het licht toen de werkelijke dader de moord 4 jaar later spontaan bekende. De Commissie Posthumus onderzocht hoe dat kon gebeuren en deed aanbevelingen om verdere gerechtelijke dwalingen te voorkomen. Op basis daarvan is het opsporingsonderzoek naar ernstige misdrijven aangepast.
Tunnelvisie
Elk grootschalig opsporingsonderzoek begint met het zoeken naar een bepaalde focus, aan de hand waarvan beslissingen genomen kunnen worden in een complexe zaak. Dat kan leiden tot het ontwikkelen van een tunnelvisie, waarbij alle aandacht uitgaat naar een bepaald scenario en andere mogelijkheden uit beeld verdwijnen. In 2005 is het Programma Versterking Opsporing en Vervolging (PVOV) gelanceerd om de kwaliteit van het opsporingsonderzoek te vergroten en tunnelvisie te voorkomen. Bijvoorbeeld door ook alternatieve scenario’s in kaart te brengen, aandacht te besteden aan ontlastend bewijs en te werken met reflectie en tegenspraak. Voor het OM kwam daar 5 jaar later het verdiepingsprogramma Permanent Professioneel (PP) bij, gericht op kwetsbaarheden in het onderzoek en afbreukrisico’s.
Onderzoek[b]
Het WODC heeft onderzocht welke gevolgen de maatregelen uit die 2 beleidsprogramma’s hebben gehad en in hoeverre zij voorwaarden scheppen om tunnelvisie te voorkomen. De onderzoekers hebben onder meer de gang van zaken geobserveerd bij Teams Grootschalige Opsporing (TGO’s), die rechercheonderzoek doen naar levensdelicten en ernstige zedendelicten, en ook betrokkenen geinterviewd bij de politie en het OM. Er is niet gekeken naar de vraag hoe vaak tunnelvisie in de praktijk voorkomt en of dat is verminderd.
[b]Aandachtspunten
Het invoeren van de nieuwe werkwijze was een flinke klus voor de politie. Dat is dan ook niet overal even goed gebeurd. De manier waarop de rollen binnen een TGO worden ingevuld verschilt nogal, net als de registratie van bewijsmateriaal. Alternatieve scenario’s krijgen in sommige TGO’s minder aandacht dan de bedoeling is, waardoor het moeilijker wordt om kritisch te zijn op de onderzoeksrichting die de teamleiding heeft gekozen. Ook bij het OM verloopt niet alles volgens plan. Doordat officieren een bepaald systeem als onwerkbaar ervaren, laat de verslaglegging van besluitvorming in een opsporingsonderzoek te wensen over. Ook het aanmelden van gevoelige zaken blijft achter. Bovendien kan op het gebied van reflectie en tegenspraak het nodige worden verbeterd.
Neveneffecten
Uit de interviews is gebleken dat de maatregelen uit PVOV en PP een bijdrage hebben geleverd aan kwaliteitsverbeteringen binnen de TGO’s en dat ze een ‘belangrijke meerwaarde’ hebben gehad bij het creëren van bewustwording over tunnelvisie. Maar er is ook een keerzijde: uit angst voor die tunnelvisie blijft het onderzoek lange tijd te breed, vinden de betrokkenen, die ook klagen over stroperige besluitvorming en een krampachtig vasthouden aan de TGO-structuur. De focus op TGO’s dreigt te verslappen, constateren de onderzoekers. Om te voorkomen dat daarmee ook de waarborgen uit PVOV verloren gaan, pleiten ze ervoor die ook op andere opsporingsniveaus te introduceren.
Rechtspraak
Ook de Rechtspraak heeft de afgelopen jaren maatregelen genomen om gerechtelijke dwalingen te voorkomen. Zo is veel gedaan aan deskundigheidsbevordering, met name op het gebied van empirische wetenschappen. Er is een Kenniskring Forensische Expertise opgericht die kennis onder strafrechters verspreidt. Verder zijn 6 forensisch medewerkers aangesteld, die rechters onder meer helpen bij het formuleren van vragen aan deskundigen.
Transparant
Ook is veel geïnvesteerd in het verbeteren van de motivering van strafrechtelijke vonnissen, om betrokkenen (de verdachte, de raadsman) en de samenleving als geheel meer inzicht te geven in het denkproces van de rechter. Dat heeft tot een beter begrip van vonnissen en arresten geleid. Bovendien kan het de gedachtegang van de rechter aanscherpen. Daarnaast kijken rechters – anders dan vroeger – regelmatig over elkaars schouder mee, in de vorm van meelezen, reflectie, feedback en collegiale toetsing.[/b]