De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 1 juni 2016 dat de bewijslast bij een bestraffende sanctie zwaarder is dan die bij de toepassing van de artikelen 44 WAO en 57 WAO.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Artikel 6, tweede lid, EVRM bevat de waarborg dat een ieder tegen wie een strafvervolging is ingesteld (een boeteoplegging wordt aangemerkt als het instellen van een strafvervolging) voor onschuldig wordt gehouden, totdat zijn schuld volgens de wet is bewezen. Deze waarborg brengt mee dat het Uwv feiten moet stellen en, voor zover betwist, moet aantonen dat als gevolg van een schending van de inlichtingenverplichting onverschuldigd uitkering is betaald. In geval van twijfel dient aan de uitkeringsontvanger het voordeel van de twijfel te worden gegund (vgl. ECLI:NL:HR:2011:BN6324, ECLI:NL:RVS:2014:3446 en ECLI:NL:CRVB:2016:1429). De bewijslast bij een bestraffende sanctie als hier aan de orde is dus zwaarder dan die bij de toepassing van de artikelen 44 en 57 WAO.
Op grond van de gedingstukken heeft het Uwv aangetoond dat appellante haar inlichtingenverplichting niet is nagekomen door haar werkzaamheden in verband met de hennepkwekerij niet onverwijld te melden aan het Uwv. Hiervan kan appellante niet alleen objectief maar ook subjectief een verwijt worden gemaakt. Volgens appellante heeft zij niets verdiend met de bij haar aangetroffen hennepkwekerij. Op grond van de beschikbare gegevens is niet aangetoond dat appellante met verkoop van hennepproducten inkomsten heeft ontvangen hoger dan 20% van haar maatmaninkomen en als gevolg daarvan over de periode in geding te veel of ten onrechte WAO-uitkering heeft ontvangen. Dit betekent, uitgaande van de bewijsmaatstaf bij een bestraffende sanctie, dat niet overtuigend is aangetoond dat de schending van de inlichtingenverplichting ook tot benadeling van het Uwv heeft geleid.
Op grond van artikel 29a, vierde lid, WAO is het Uwv bevoegd in plaats van een boete te volstaan met een waarschuwing indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, tenzij dit niet (behoorlijk) nakomen plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de werknemer een zodanige waarschuwing is gegeven. Niet is gebleken dat eerder aan appellante een boete of een waarschuwing wegens schending van de inlichtingenverplichting is gegeven. In zaken met een eerste overtreding binnen twee jaar en een benadelingsbedrag lager dan € 40,- hanteert het Uwv als beleid dat met een waarschuwing in plaats van een boete wordt volstaan.
Gelet op wat hiervoor is overwogen had in dit geval met het geven van een waarschuwing in plaats van een boete moeten worden volstaan.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.