De advocaat die de legal opinions opstelde voor een overeenkomst tussen RDM, de Commerzbank en het Rotterdams havenbedrijf is vrijgesproken van valsheid in geschrift. Dat heeft het gerechtshof Den Haag vandaag in hoger beroep bepaald.
Het Haagse hof heeft vastgesteld dat de advocaat in zogenaamde legal opinions en daarbij behorende certificaten niet had opgenomen dat er voor garantstellingen in belangrijke kredietovereenkomsten tussen de toenmalige RDM, de Commerzbank en het Rotterdams Havenbedrijf toestemming van de raad van commissarissen van het Havenbedrijf nodig was. Het openbaar ministerie verdacht de advocaat daarbij van opzettelijke valsheid in geschrifte om de kredietverlening te bewerkstelligen.
Het verwijt was dat de advocaat de legal opinions en de certificaten opzettelijk onjuist heeft opgesteld om op die manier te verdoezelen dat er wel toestemming nodig was en dat die toestemming niet was gegeven. Volgens het hof is niet komen vast te staan dat de advocaat dat opzettelijk heeft gedaan. Dat betekent dat, wat er van het handelen van de advocaat ook zij, hij van het strafrechtelijke verwijt van valsheid in geschrifte wordt vrijgesproken.
De rechtbank in Rotterdam had de advocaat eerder ook vrijgesproken. Tegen die uitspraak was door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.