De 18-jarige man die in april 2016 een dodelijke aanrijding met een peuter veroorzaakte aan de Veurnestraat in Breda is veroordeeld tot 18 maanden cel, waarvan 6 voorwaardelijk. Dat heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant vandaag bepaald. Daarnaast moet hij zich na zijn gevangenisstraf onderwerpen aan een verplichte behandeling in een kliniek en raakt hij zijn rijbewijs voor 4 jaar kwijt.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Te hoge snelheid
De 3-jarige Nassim stak op 27 april 2016 tussen twee geparkeerde auto’s door de weg over toen hij werd geschept door de auto van de verdachte. Op het moment van de aanrijding reed die minstens 80 kilometer per uur, waar 30 was toegestaan. Het jongetje overleed ter plekke. De verdachte reed na het ongeval door, terwijl hij wist of in ieder geval kon vermoeden wat er gebeurd was. Hij meldde zich pas ’s avonds uit eigen beweging bij de politie. Volgens de rechtbank heeft de verdachte door zijn zeer onvoorzichtige, onachtzame en onnadenkende rijgedrag ingrijpend en onherstelbaar leed veroorzaakt bij de nabestaanden. ‘Nassim had nog een heel leven voor zich, maar is door het gedrag van de verdachte uit het leven weggerukt’, aldus de rechter.
Ontwikkelingsachterstand
Tijdens de zitting betuigde de emotionele verdachte spijt van zijn gedragingen. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat hij een grote achterstand heeft in zijn verstandelijke en sociaal emotionele ontwikkeling. Hij is onder meer licht zwakzinnig en lijdt aan morbide obesitas. Door het ongeval liep hij ook een posttraumatische stressstoornis op. Ondanks zijn ontwikkelingsachterstand past de rechtbank het volwassenenstrafrecht toe, ook omdat dit meer mogelijkheden biedt tot de nodige behandeling in een kliniek en langdurige begeleiding door de reclassering.
Leed van de nabestaanden
‘De rechtbank beseft dat geen enkele straf, in welke vorm of mate dan ook, het verlies van Nassim goed zal kunnen maken en het leed van de nabestaanden zal kunnen wegnemen’, aldus de rechter. De rechtbank moet de strafbepaling baseren op de wet en rekening houden met de straffen die eerder in soortgelijke situaties zijn opgelegd. Gecombineerd met de grote ontwikkelingsachterstand van de verdachte acht de rechtbank een lagere gevangenisstraf dan de door de officier van justitie geëiste 3 jaar ‘passend en geboden’.