“Veel rechters denken erover na hoe ze niet alleen juridische vragen kunnen beantwoorden, maar ook de geschillen er onder oplossen,” dat constateert president Leendert Verheij van het gerechtshof Den Haag. “Het procesrecht kan daarbij belemmeringen opleveren, waardoor de creativiteit van de rechter aangesproken wordt.” Leendert Verheij wijdde zijn nieuwjaarstoespraak (pdf, 102,5 KB) voor het Haagse hof dan ook aan het onderwerp maatschappelijk effectieve rechtspraak in hogerberoep, want zegt hij: “Rechtspraak doet er toe, ook in hoger beroep.”
Het onderwerp maatschappelijk effectieve rechtspraak kwam met de ‘Dag van de Rechtspraak’ in 2016 echt op de agenda. Er verscheen een publicatie (pdf, 1,4 MB) ‘Rechtspraak die er toe doet. Rechters over rechtspraak anno 2016’, waarin rechters over dit thema geïnterviewd waren. Hieruit kwam onder meer naar voren dat rechters vaak de laatste vluchtheuvel voor mensen zijn om hun vertrouwen in de rechtsstaat niet te verliezen en dat rechters uiteraard wel in staat gesteld moeten worden om hun maatschappelijke rol te kunnen vervullen. Leendert Verheij signaleert ook dat de behoefte om kleinere geschillen aan de rechter voor te leggen zonder ingewikkelde procedures en advocaten toeneemt. Dat is een trend. Er lopen al initiatieven om te bekijken, hoe aan deze maatschappelijke behoefte voldaan kan worden. Denk hierbij aan de burenrechter en spreekuurrechter. Na een recente Kamermotie komt er een onderzoek naar de vrederechter. Leendert Verheij noemt in het kader van inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen ook het in eerste aanleg gestarte project om vechtscheidingen beter op te vangen en dan met name de positie van betrokken kinderen hierbij te verbeteren.
Doorpakken in hoger beroep
Leendert Verheij wil niet dat dergelijke initiatieven stremmen, wanneer een zaak vervolgens in hoger beroep komt. Hij ziet dat nieuwe ideeën vaak ontstaan bij raadsheren en secretarissen. Bij het Haagse hof loopt al jaren met veel succes ‘Comparitie na aanbrengen’ bij civiele zaken, waarbij kort gezegd op zitting bekeken wordt of partijen tot schikking kunnen komen, voordat de hoger beroep-procedure echt gestart wordt. Ook kent de afdeling civiel recht een ‘second opinion procedure’, waarbij desgewenst een herbeoordeling op basis van stukken uit de eerste aanleg plaatsvindt, wat een aanzienlijke tijdsbesparing op kan leveren. De hoven denken gezamenlijk al na om stappen te kunnen zetten om net als in eerste aanleg anders met vechtscheidingen om te kunnen gaan.
Zelf ziet Leendert Verheij een concrete mogelijkheid bij strafrecht. Vorderingen van de benadeelde partij kunnen in een strafprocedure niet ontvankelijk verklaard worden, omdat ze te complex zijn en daardoor een onevenredige belasting voor het strafproces zijn. De benadeelde partij moet daarvoor dan een aparte civiele procedure starten. Dat kan een financiële drempel opwerpen en kost uiteraard ook extra tijd. Mensen zien er daarom nog al eens van af, wat bij hen wel tot frustratie leidt. Dit staat haaks op de ontwikkelingen om meer in te willen springen op maatschappelijke behoeften. Je zou bijvoorbeeld bij de eerste pro forma zitting in hoger beroep de benadeelde partij al vragen kunnen stellen over vorderingen en eventueel al wat huiswerk kunnen laten doen. Ook kun je de raadsheer-commissaris voorwerk laten doen in een soort van comparitie, waardoor je de druk van de zitting af haalt. Dit kost natuurlijk geld, iets waarin onze financiering niet voorziet . Als bestuur kunnen we besluiten zo’n experiment toch te financieren, waarna het later bij gebleken succes in de financiering opgenomen kan worden. Zeker in zaken waarin het om een wat groter financieel belang gaat, kan het ook een enorme (maatschappelijke) besparing opleveren als het geschil in het kader van de strafzaak kan worden beëindigd.”
Initiatieven vanuit het veld
Het landelijke programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) kan op diverse punten bevorderen dat de rechtspraak meer gaat voldoen aan behoeften vanuit de maatschappij. Zo zal niet alleen digitaal worden geprocedeerd, maar zal ook het procesrecht op onderdelen worden aangepast, waardoor verschillende type zaken sneller afgehandeld kunnen worden. “Sommigen, binnen en buiten de rechtspraak, vinden echter dat dit niet ver genoeg gaat,” vertelt Leendert Verheij. “We moeten niet ophouden met zelf creatief te zijn in het zoeken naar oplossingen. En natuurlijk heb je ook pilots, waarvan je achteraf moet zeggen dat je deze beter niet kunt verlengen. Dat moet ons er echter niet van weerhouden om nieuwe experimenten te starten. Het zoeken naar nieuwe mogelijkheden voor maatschappelijk effectieve rechtspraak in hoger beroep juich ik zeer toe.”