In hoger beroep zijn een 28-jarige en een 54-jarige man uit Dordrecht veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf. Volgens het hof zijn zij schuldig aan het medeplegen van de moord op een 26-jarige plaatsgenoot en aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Aan de dood van het slachtoffer ligt eergerelateerd geweld ten grondslag: hij had een relatie met de dochter van de oudste verdachte, terwijl zij al was uitgehuwelijkt. De rechtbank Zeeland-West-Brabant legde hen hiervoor eerder 15 en 19 jaar gevangenisstraf op. Een derde verdachte is door het hof vrijgesproken van (poging tot) bedreiging van de dochter van de oudste verdachte. Hij was door de rechtbank Zeeland-West-Brabant eerder al vrijgesproken van betrokkenheid bij de moord op het slachtoffer.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Eergerelateerd geweld
Het slachtoffer werkte in het familiebedrijf waar ook de 2 verdachten die zijn veroordeeld voor de moord werkzaam waren. Hij had een relatie met de dochter van de oudste verdachte, zij was echter al uitgehuwelijkt aan een neef. De jongste verdachte heeft de latere plaats delict, een zandbed bij de N61 in IJzendijke vrijgehouden. De oudste verdachte kwam ook ter plaatse. Hij belde de politie om te melden dat hij iemand had neergeschoten. Het slachtoffer is op enig moment van dichtbij doodgeschoten.
Dezelfde straf in hoger beroep
Volgens de rechtbank heeft de jongste man geschoten en heeft hij het wapen daarna aan de oudste verdachte gegeven. De rechtbank heeft de jongste man een gevangenisstraf van 19 jaar opgelegd en de oudste man een gevangenisstraf van 15 jaar. Volgens het hof is uit de bewijsmiddelen echter niet af te leiden wie heeft geschoten. Het hof acht bewezen dat sprake was van een gezamenlijk vooropgezet plan was en een intensieve samenwerking om dat plan uit te voeren. Het hof veroordeelt de verdachten in hoger beroep allebei tot dezelfde straf.
Koelbloedige liquidatie
Het slachtoffer is op klaarlichte dag langs een openbare weg op koelbloedige wijze geliquideerd. Het hof heeft hiermee rekening gehouden bij het bepalen van de straf. Ook de omstandigheid dat eergerelateerd geweld het motief vormde voor het medeplegen van de moord heeft daarbij een rol gespeeld. Het hof rekent het de verdachten aan dat zij de eer van de familie boven de menselijke waarde en het recht hebben gesteld. Alles afwegende vindt het hof dat niet kan worden volstaan met de straf die door de rechtbank is opgelegd en ook niet met de straf die in hoger beroep door het Openbaar Ministerie is geëist (19 jaar gevangenisstraf voor beide verdachten). Het hof vindt hier voor beide verdachten het opleggen van een gevangenisstraf van 20 jaar op zijn plaats.
Vrijspraak (poging) tot bedreiging voor derde verdachte
De broer van de oudste verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van betrokkenheid bij de moord op het slachtoffer en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week voor bedreiging van de dochter van de oudste verdachte. In hoger beroep was nog alleen de (poging tot) bedreiging aan de orde.
De broer van de oudste verdachte heeft na de moord in een telefoongesprek met een derde bedreigingen geuit in de richting van de dochter van de oudste verdachte. Dat telefoongesprek werd afgeluisterd en de dochter van de oudste verdachte is vervolgens op de hoogte gesteld van die bedreigingen. Volgens de rechtbank heeft de broer van de oudste verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij werd afgeluisterd en dat de bedreiging via politie en/of justitie de dochter van de oudste verdachte zou bereiken. Het hof is echter van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de oom, op het moment waarop hij het telefoongesprek voerde, die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Het hof spreekt hem dan ook vrij van (poging tot) bedreiging.