Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer moet een vergunning van een varkenshouder in Holthees opnieuw bekijken. Tot die tijd mag het bedrijf niet uitbreiden met een mestverwerkingsinstallatie, zo besliste de rechtbank Oost-Brabant vandaag.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het college verleende in mei 2016 een vergunning aan een varkenshouderij in Holthees om uit te breiden en een mestbewerkings- en verwerkingsinstallatie te bouwen. 58 omwonenden stelden hiertegen afzonderlijk beroep in bij de rechter, omdat zij vrezen voor geuroverlast.
Volgens de omwonenden had het college zich moeten afvragen of een extra bron van uitstoot in een reeds ernstig overbelaste geursituatie wel aanvaardbaar is. Het college had daarbij geen afzonderlijke beoordeling mogen maken van de geur die van de stal en die van de mestverwerking komt, stellen de omwonenden. Het college stelt daar tegenover dat de geur van de mestverwerkingsinstallatie en van de dierenverblijven wel degelijk apart mag worden beoordeeld.
Oordeel rechtbank
In dit geval is op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) sprake van een bestaande overbelaste situatie. Een kritische blik van het college was dan ook op zijn plaats geweest. Het college heeft de bestaande overbelaste situatie op basis van de Wgv onvoldoende betrokken in de beoordeling, oordeelt de rechtbank. Nu een beoordeling van een totale geurbelasting wel mogelijk is, had het college beter moeten motiveren waarom is volstaan met een afzonderlijke beoordeling van de geur van de stal en die van de mestverwerking. De rechtbank geeft het college 3 maanden de tijd om onder meer te beoordelen of de totale geuremissie aanvaardbaar is. Omdat op dit moment niet duidelijk is of deze situatie aanvaardbaar is, treft de rechtbank een voorlopige voorziening. Het bedrijf mag de mestverwerkingsinstallatie tot de einduitspraak niet bouwen of in gebruik hebben.