De rechtbank in Den Haag heeft vandaag een 43-jarige man veroordeeld voor diefstal met geweld van een ketting in 1997. Omdat het feit zich twintig jaar geleden heeft afgespeeld en verdachte al ruim negen jaar niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest, legt de rechtbank een gevangenisstraf op die gelijk is aan de tijd die de man in voorarrest heeft doorgebracht, namelijk 29 dagen, en een taakstraf van 200 uur. De veroordeling is het resultaat van een DNA-match van latere datum (coldcase).
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
DNA-match
Het slachtoffer, een prostituee, had een ketting ontvangen van een klant als betaling voor seks. Na de seks heeft de dader de ketting met geweld en bedreiging weer afgepakt. Het slachtoffer was behoorlijk toegetakeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat haar verhaal op diverse punten ondersteund wordt door getuigenverklaringen. In de bosjes waar de seks had plaatsgevonden is een condoom gevonden met sperma. Jaren later bleek het DNA uit dat sperma afkomstig van verdachte. Omdat volgens de rechtbank het sperma van de dader afkomstig moet zijn, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de dader moet zijn geweest.
Vrijspraak van verkrachting in 1998
De man werd ook verdacht van een verkrachting van een vrouw in 1998. Het slachtoffer zou in totaal drie keer op grove wijze zijn verkracht door een jongen die zij die avond daarvoor had ontmoet in het uitgaansleven van Delft. Nadat de dader haar woning had verlaten, heeft zij over de verkrachting gepraat met een vriendin en de huisarts en aangifte gedaan. Onderzoek van een spermaspoor op een handdoek leverde een match op met verdachte. Volgens verdachte heeft hij wel seks met de vrouw gehad, maar was dat vrijwillig.
Op grond van artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering mag de rechtbank een bewezenverklaring niet baseren op de verklaring van één enkele getuige. Voor een veroordeling is (iets) meer nodig. Wat de vriendin en de huisarts hebben vermeld, hebben zij allebei van het slachtoffer gehoord. Daardoor zijn alle bewijsmiddelen terug te voeren op maar één bron, aangeefster. Daarmee is wat aan de rechtbank is voorgelegd onvoldoende voor het noodzakelijke wettig bewijs.
De rechtbank merkt op dat daarmee niet gezegd is dat aangeefster heeft gelogen; de rechtbank constateert niet meer en niet minder dan dat er onvoldoende bewijs is voor een veroordeling.