Een 62-jarige man raakt mogelijk zijn Nederlanderschap kwijt. De advocaat van de man verzuimde op tijd het griffierecht te betalen, waardoor de rechtbank Oost-Brabant het beroep tegen die beslissing niet in behandeling kan nemen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De man is geboren in Rwanda en verblijft sinds 1999 in Nederland. In september 2006 is aan hem het Nederlanderschap verleend. Enige tijd geleden trok de staatssecretaris dit echter in. Dit besliste hij omdat er volgens hem ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de man betrokken was bij de genocide in Rwanda in 1994. Dit heeft de man tijdens zijn toelatings- en naturalisatieprocedure niet vermeld, terwijl hij wist dat dit in die procedures van groot belang was. De man is het er niet mee eens dat zijn Nederlanderschap is ingetrokken. Hij maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar dat verklaarde de staatssecretaris in september van dit jaar ongegrond. Vervolgens stapte de man naar de rechter. In december jl. besliste de voorzieningenrechter dat hij zijn Nederlanderschap, in afwachting van de behandeling van de beroepszaak, mocht houden.
Aangetekende brief
Voor de beroepszaak moest de advocaat van de man op tijd het griffierecht (de kosten voor het voeren van een rechtszaak) betalen. De rechtbank stuurde hiervoor op 2 november 2017 een nota; binnen 4 weken moest 168 euro worden overgemaakt. Daarbij werd aangegeven dat als het griffierecht niet of niet tijdig zou zijn bijgeschreven, de kans bestaat dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaart en niet inhoudelijk zal behandelen. Op 1 december stuurde de rechtbank een aangetekende brief met een herinnering aan de nota en eenzelfde waarschuwing. De advocaat kreeg opnieuw 4 weken de tijd om te betalen. Dit deed hij echter niet. Pas nadat hij een derde brief kreeg, op 17 januari, werd het verschuldigde griffierecht betaald.
De advocaat betwistte niet dat de inleidende nota van 2 november niet is betaald. Volgens hem is de tweede brief, de aangetekende herinnering van 1 december, echter nooit aangekomen. De advocaat stelt dat een medewerker van een ander bedrijf dat op hetzelfde postadres als zijn kantoor zit, de brief heeft aangenomen en ervoor heeft getekend, maar nooit heeft afgeleverd.
Oordeel
Volgens de wet is een beroep niet-ontvankelijk als het griffierecht te laat wordt betaald. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als de advocaat kan aantonen dat dit buiten zijn schuld om is gebeurd. Volgens de rechtbank is dat hier niet het geval. Uit het dossier blijkt dat de brief inderdaad is uitgereikt aan een bewoner of gebruiker van het adres van de advocaat. Dit betekent dat PostNL de brief op het juiste adres heeft aangeboden. Het komt in dit geval voor rekening en risico van de advocaat dat de bezorging van post áchter de voordeur van zijn adres niet op een sluitende manier is geregeld. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de advocaat geacht kan worden op de hoogte te zijn van het belang van tijdige kennisname van gerechtelijke stukken. Volgens de rechtbank is er sprake van verzuim. De wet schrijft in dat geval dwingend voor dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank mag de zaak dus niet inhoudelijk in behandeling nemen.
Deze beslissing van de rechtbank betekent niet dat de man meteen naar Rwanda mag worden uitgezet. Hij kan de niet-ontvankelijkverklaring namelijk in hoger beroep aanvechten. Ook heeft de man nog een asielvergunning. Pas wanneer die wordt ingetrokken mag hij worden uitgezet. Tegen zo’n intrekking kan hij opnieuw beroep aantekenen.