De voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) deed vandaag uitspraak over de verzoeken van vier vleesveehouders om een voorlopige voorziening te treffen omdat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (minister) hun fosfaatrechten heeft verlaagd of ingetrokken.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Bij de toekenning van de fosfaatrechten ging de minister er nog van uit dat voor de slacht bedoeld vrouwelijk jongvee tot melkvee behoort. Later legt de minister de wet zo uit dat voor jongvleesvee geen fosfaatrechten meer nodig zijn. Omdat bij de toekenning van de fosfaatrechten met dat jongvleesvee wel rekening is gehouden, kregen volgens de minister de verzoekers te veel fosfaatrechten. Dat ziet de minister als ongeoorloofde staatssteun en daarom neemt zij het te veel terug. Dat brengt de verzoekers in de problemen. Drie van de vier verzoekers hadden namelijk een deel van hun fosfaatrechten verkocht, de andere verzoeker deed haar jongvleesvee van de hand en zette haar bedrijfsvoering voort met ingeschaard melkvee (waar wél fosfaatrechten voor nodig zijn).
De voorzieningenrechter van het CBb heeft de verzoeken om de besluiten te schorsen afgewezen. De vleesveehouders die door de verkoop van hun fosfaatrechten onvoldoende fosfaatrechten voor hun melkvee overhouden, lopen het risico dat zij de Meststoffenwet overtreden. Dat risico kunnen de veehouders (alleen) uitsluiten als zij hun bedrijfsvoering aanpassen, bijvoorbeeld door fosfaatrechten bij te kopen of door de veestapel in te krimpen. Het besluit van de minister verhindert de veehouders niet om die maatregelen te nemen, al realiseert de rechter zich goed dat dit voor de veehouders ingrijpende beslissingen zijn. De gevraagde schorsing van het besluit werkt alleen tijdelijk en verandert daardoor niets in het risico dat zij nemen als zij hun bedrijfsvoering niet aanpassen.