De gemeenten Rotterdam en Nissewaard hebben aanvragen om opvang te verlenen terecht afgewezen. In beide gevallen ging het om aanvragen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Opvang volgens de Wmo 2015 is bedoeld voor mensen die zich niet kunnen handhaven in de maatschappij. Dat is in deze zaken niet het geval. Er is ook geen sprake van schending van internationale verdragen die de rechten van de mens of van het kind beschermen. Dit heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geoordeeld in zijn uitspraken van 13 november 2019.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het geschil
Betrokkenen in deze zaken zijn Nederlandse moeders met kind(eren) die vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Nederland zijn teruggekeerd en de gemeenten hebben gevraagd hen opvang te verlenen op grond van de Wmo 2015. De gemeenten hebben deze aanvraag afgewezen. De rechtbank Rotterdam gaf de gemeenten gelijk. De gemeenten mochten ervan uitgaan dat betrokkenen zich op eigen kracht kunnen handhaven in de samenleving. De betrokkenen zijn tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gegaan bij de CRvB.
Zelf voor woonruimte zorgen
De CRvB heeft geoordeeld dat betrokkenen geen problemen hebben om zich te handhaven in de samenleving en in staat moeten worden geacht om zelf voor woonruimte te zorgen. Zij hebben de Nederlandse nationaliteit, hebben voor de aanvraag bij de gemeente zelf onderdak geregeld en kunnen aanspraak maken op een bijstandsuitkering. Betrokkenen hebben ook zelf niets naar voren gebracht waaruit dergelijke problemen blijken. Dat zij tot nu toe geen woonruimte konden vinden, komt vooral door schaarste op de woningmarkt in de regio Rotterdam en Spijkenisse waarin de betrokkenen willen wonen. De Wmo 2015 is niet bedoeld om hiervoor een oplossing te bieden.
Geen schending van internationale rechten
Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of de gemeenten door de weigering om opvang te verstrekken artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) hebben geschonden. Dat is volgens de CRvB niet het geval, omdat – kort gezegd – de moeders in staat worden geacht zelf aan hun gezinsleven vorm te geven, waardoor ook de belangen van de kinderen zijn gewaarborgd.
Daarnaast is meegewogen dat in de opvang slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar is. Dit betekent dat het verstrekken van opvang aan betrokkenen tot gevolg heeft dat andere personen, die niet in staat zijn zichzelf in de samenleving te handhaven, geen gebruik kunnen maken van deze opvang.
Eindoordeel
De CRvB bevestigt de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Het oordeel van de CRvB is in deze zaken een eindoordeel.
Zaaknummer 19/1099 WMO15, ECLI:NL:CRVB:2019:3446
Zaaknummer 19/1085 WMO15, ECLI:NL:CRVB:2019:3447