De rechtbank in Den Haag heeft vandaag in een tussenvonnis bepaald dat de Staat mogelijk aansprakelijk is voor een schietincident in Irak op 21 april 2004. Hierbij werd een inzittende van een auto die een controlepost passeerde dodelijk getroffen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Toedracht en doodsoorzaak onzeker
Het vonnis gaat over een schietincident op 21 april 2004 in Irak. De Stabilization Force Iraq (SFIR) handhaafde destijds de openbare orde in Irak. Nederland leverde met een bataljon mariniers een bijdrage aan SFIR in Zuidoost Irak. Het schietincident vond plaats bij een controlepost van het Iraqi Civil Defense Corps (ICDC), waar op dat moment ook Nederlandse militairen waren.
De rechtbank stelt vast dat de auto waarin het slachtoffer zat, is beschoten door één Nederlandse militair en door één of meer ICDC’ers. Wie het dodelijk schot heeft gelost, kan niet meer worden vastgesteld. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde eerder dat Nederland te weinig onderzoek naar het schietincident heeft gedaan.
Handelen Nederlandse militair niet onrechtmatig
De rechtbank beschikt over voldoende gegevens om de rechtmatigheid van het geweldgebruik te beoordelen. Bepalend is of het geweld wordt gerechtvaardigd door een oprechte overtuiging dat geweld noodzakelijk is (honest belief) bij degene die heeft geschoten en of het geweld proportioneel is. De rechtbank oordeelt dat handelen van de Nederlandse militair die de auto heeft beschoten, rechtmatig is. Belangrijk voor dat oordeel is dat dezelfde controlepost een half uur eerder was beschoten vanuit een andere auto en dat de auto met het slachtoffer kort voor het vuur van de Nederlandse militair is beschoten door één of meer ICDC’ers. De Nederlandse militair heeft het ICDC-vuur aangezien en mogen aanzien voor vuur vanuit de auto waarin de inzittende zich bevond.
Onrechtmatig handelen ICDC’er(s)
Het handelen van de ICDC’er of ICDC’ers is niet rechtmatig. Geen van de ICDC-ers heeft verklaard te hebben gevuurd op de auto. Geen van hen heeft zich beroepen op een honest belief. Uit de omstandigheden kan de rechtbank geen (veronderstelde) oprechte overtuiging bij de ICDC afleiden. Belangrijk daarbij is dat er voor de ICDC geen voorafgaand vuur was.
De rechtbank oordeelt dat de Staat verantwoordelijk is voor het onrechtmatig handelen van de ICDC’ers, die onder zijn direction and control stonden. Als het dodelijk schot is gelost door een of meer ICDC’ers, is de Staat dus daarvoor aansprakelijk.
Mogelijk proportionele aansprakelijkheid
Omdat onduidelijk is wat precies gebeurd, overweegt de rechtbank om aansluiting te zoeken bij het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid. De Staat moet dan een percentage van de schade betalen. Partijen mogen hierop reageren. Daarna zal de rechtbank een definitieve beslissing nemen over aansprakelijkheid van de Staat.