Niet iedereen gaat vanuit betaald werk met pensioen. Laagopgeleide mannen hebben vaker dan hoogopgeleide een uitkering als voornaamste inkomstenbron in het jaar voor hun pensionering. Laagopgeleide vrouwen gaan vaker met pensioen vanuit een situatie waarin ze geen eigen inkomen hebben, noch uit werk, noch uit een uitkering. Dit blijkt uit een analyse van het CBS voor de publicatie Welvaart en Welzijn, 2019.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Voor de groep ouderen die 65 jaar oud was op 30 september 2016 is in kaart gebracht wat hun inkomstenbronnen waren in de maand september van dat jaar en van de 15 jaren daarvoor. Dit geeft een beeld van hoe het pad naar pensioen voor verschillende mensen verloopt.
Ongeveer de helft van deze groep had betaald werk als belangrijkste inkomstenbron in het jaar voor hun pensionering, 21 procent had toen geen eigen inkomen uit werk of uitkering. Dit ging bijvoorbeeld om mensen die leefden in een huishouden waar hun partner de enige kostwinner was. Ruim 18 procent had een uitkering voor arbeidsongeschiktheid of ziekte. De resterende 11 procent had een bijstand- of werkloosheidsuitkering als belangrijkste inkomstenbron voor ze met pensioen gingen.
Vooral hoogopgeleide vanuit werk naar pensioen
Vooral hoogopgeleiden gingen vanuit werk naar pensioen, dit was het geval voor 71 procent van de hoogopgeleide mannen en 55 procent van de hoogopgeleide vrouwen. Van de laagopgeleide mannen ging een meerderheid uit werk naar pensioen (54 procent), maar ook een aanzienlijk deel vanuit een uitkering voor arbeidsongeschiktheid of ziekte (28 procent). Laagopgeleide vrouwen gingen in 28 procent van de gevallen vanuit werk naar pensioen en 43 procent had geen eigen inkomen uit werk of een uitkering in het jaar voor pensionering.
Ongeveer 40 procent werkt van 50e tot pensioen
De meeste mensen die vanuit werk naar pensioen gingen hadden in de jaren daarvoor langdurig werk. Ongeveer 40 procent van de groep die 65 jaar was in 2016 had vanaf 2001, toen ze 50 jaar waren, in elk jaar tot hun pensionering betaald werk als belangrijkste inkomstenbron. Ongeveer 27 procent had sinds hun 50e naast jaren met werk ook jaren waarin ze van een uitkering voor arbeidsongeschiktheid of werkloosheid leefden, 14 procent wisselde werk af met perioden waarin ze geen eigen inkomsten hadden.
Ongeveer 19 procent van de 65-jarigen uit 2016 had vanaf hun 50e nooit betaald werk als hoofdinkomstenbron. Dit waren vooral mensen die van hun 50e tot hun pensionering geen eigen inkomen hadden en langdurig arbeidsongeschikten. Van de laagopgeleiden had 29 procent nooit betaald werk vanaf hun 50e, onder hoogopgeleiden was dat 8 procent.