In een recente brief heeft de minister van Financiën een reactie gegeven over een mogelijke tegenstrijdigheid tussen het Burgerlijk Wetboek en de wetgeving rondom de inkomstenbelasting. Hierbij wordt ook ingegaan op een vraag over de eigenwoningregeling en het huwelijk.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het onderwerp van de reactie gaat om fiscaal-juridische en civielrechtelijke verschillen. In het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een echtpaar niet meer verplicht is om samen te wonen. Echter volgens de Wet Inkomstenbelasting 2001 zijn echtgenoten fiscaal partner, waarbij het niet uitmaakt of de partners met elkaar samenwonen of niet.
Fiscale partners mogen volgens de wet slechts één woning aanmerken als eigen woning, zelfs wanneer echtgenoten allebei over een woning in eigendom beschikken. Hieruit volgt dat er hypotheekrenteaftrek kan plaatsvinden over één woning. De andere woning wordt namelijk aangemerkt als tweede woning. Hierdoor valt deze extra woning in box 3 van de inkomstenbelasting. De andere, tweede woning wordt daarmee als een vastgoedbelegging gekwalificeerd.
Het fiscale partnerschap van echtgenoten stopt zodra het moment heeft plaatsgevonden dat zij niet (meer) op hetzelfde woonadres zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen en een verzoek tot scheiding aanvragen of scheiding van tafel en bed is ingediend.
Bij het vervallen van de verplichting tot samenwonen voor gehuwden is aangegeven dat dit geen fiscale gevolgen heeft voor de inkomstenbelasting.
In de brief maakt de minister helder dat wanneer echtgenoten zich beroepen op de zogenoemde hardheidsclausule dit door de minister zal worden afgewezen en niet zal worden toegepast.
De hardheidsclausule wordt alleen gebruikt in zeer uitzonderlijke gevallen en bij een “onbillijkheid van overwegende aard”. Hiervan is er sprake wanneer er zich een situatie voordoet die de wetgever had kunnen voorkomen mocht dit bij het maken van de wetgeving kunnen voorzien. In bovengenoemde situatie heeft de wetgever dit onderkend. Er zijn immers geen aanvullende voorwaarden gesteld aan het fiscale partnerschap van niet-samenwonende echtgenoten. Echtgenoten kunnen maximaal één woning in box 1 kunnen aanmerken als eigen woning en hier heeft de wetgever bewust voor gekozen.
kamerbrief-over-tegenstrijdigheid-tussen-het-burgerlijk-wetboek-en-de-inkomstenbelastingwetgeving