Het ouderlijk gezag van de vader van een in september 2016 vanuit Amsterdam naar India ontvoerd meisje blijft beëindigd. Het gerechtshof Amsterdam heeft dat vandaag beslist in een hoger beroep dat door de vader was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Ook de rechtbank had het gezag van de vader al beëindigd, op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. Die beslissing blijft in stand. Dat betekent dat alleen de moeder nog ouderlijk gezag over het meisje heeft.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Kinderontvoering
Eerder had het gerechtshof Den Haag al beslist dat sprake was van kinderontvoering. Sinds haar overbrenging naar India heeft de moeder haar dochter niet meer gezien, behalve in een paar korte Skype-contacten, hoewel de Indiase rechter had bevolen dat zulk contact veel vaker plaats moet vinden. Het hof acht het aannemelijk dat door toedoen van de vader niet méér contact tot stand is gekomen. De vader heeft onvoldoende meegewerkt aan onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming naar de situatie van het inmiddels 6-jarige meisje. Het ziet ernaar uit dat het meisje in India zonder reële betrokkenheid van haar moeder zal opgroeien. Dat is in strijd met haar belang en levert een onaanvaardbaar risico dat zij in haar emotionele- en identiteitsontwikkeling wordt geschaad. Het hof vindt dat aan de wettelijke eisen voor beëindiging van het ouderlijk gezag is voldaan.
Nederlandse rechter bevoegd
Het meisje is al sinds september 2016 in India. Toch vindt het hof dat de Nederlandse rechter nog steeds bevoegd is om over haar te oordelen, omdat zij ongeoorloofd daarheen is gebracht. Het hof vindt niet dat uitspraken van Indiase rechters over het meisje moeten worden afgewacht, zoals de vader had bepleit, omdat die in Nederland waarschijnlijk niet kunnen worden erkend.
Echtscheidingsprocedure
Tegelijkertijd heeft het hof een tussenuitspraak gedaan in de echtscheidingsprocedure tussen beide ouders en is de scheiding geregeld. Daarin heeft het hof bevestigd dat voorlopige voorzieningen die de rechtbank Noord-Holland begin 2016 tussen de ouders trof, nog steeds geldig zijn. Dat betekent dat het meisje voor de duur van die procedure aan haar moeder behoort te worden toevertrouwd en aan haar moet worden afgegeven.