Het voorstel voor de Wet inburgering is in strijd met een aantal internationale verdragen, omdat er onderscheid gemaakt wordt tussen geboren, genaturaliseerde en Antilliaanse Nederlanders. Dat schrijft de commissie-Meijers, de permanente commissie van deskundigen in internationaal migratie- en strafrecht, in een dinsdag verschenen advies.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het wetsvoorstel van minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie) maakt onderscheid naar etnische herkomst. Op grond daarvan worden aan genaturaliseerde en Antilliaanse Nederlanders verplichtingen opgelegd. Geboren Nederlanders hoeven niet te voldoen aan de inburgeringsplicht, ook als zij nog nooit in Nederland hebben gewoond. Dit is echter in strijd met drie Europese richtlijnen en vijf internationale verdragen, zo stelt de commissie. Het Europees Verdrag inzake nationaliteit stelt bijvoorbeeld dat lidstaten geen onderscheid maken op grond van de manier waarop onderdanen hun nationaliteit hebben verkregen door geboorte of anderszins.
De commissie wijst erop dat er zowel juridisch als maatschappelijk een belangrijk verschil is tussen het creëren van faciliteiten voor groepen allochtonen zoals in de Wet Samen gebeurde en het opleggen van verplichtingen aan individuen op basis van hun etnische herkomst. Dit laatste kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden gerechtvaardigd, en een algemene inburgeringsplicht valt daar niet onder. Tevens vinden de deskundigen dat het wetsvoorstel onvoldoende erkent dat taalkennis slechts één element van integratie is en dat inburgering een ’tweezijdig proces’ is.
Notitie inzake het voorstel van Wet inburgering, Commissie Meijers