De Rijksministerraad heeft op voorstel van minister Donner van Justitie ingestemd met een voorstel van Rijkswet tot goedkeuring van het Haagse Kinderbeschermingsverdrag 1996 (Trb.1997, 299). Daarnaast is de ministerraad akkoord gegaan met een wetsvoorstel tot uitvoering van dat verdrag en van de EG Verordening ‘Brussel II bis’ (Verordening nr.2201/2003 van 27 november 2003). Uitgangspunt van beide internationale regelingen is dat in internationale zaken van ouderlijke verantwoordelijkheid de autoriteiten van het land waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft bevoegd zijn.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het verdrag vervangt het Haagse Kinderbeschermingsverdrag 1961 en regelt de bevoegdheid, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de internationale samenwerking van instanties op het gebied van
ouderlijke verantwoordelijkheid (gezag en omgangsrecht) en maatregelen ter bescherming van kinderen. Daarnaast bevat het een regeling van het toepasselijke recht. Het verdrag regelt de genoemde onderwerpen in de betrekkingen tussen lidstaten van de Europese Unie en andere staten die partij zijn bij het verdrag. Het is de bedoeling dat het verdrag in de loop van 2005 door de lidstaten van de EU gezamenlijk wordt geratificeerd.
De verordening geldt in de betrekkingen tussen de EU-lidstaten onderling en treedt in de plaats van de Verordening ‘Brussel II’ (nr.1347/2000). Naast de bevoegdheid en de erkenning in internationale echtscheidingszaken regelt de verordening dezelfde onderwerpen die door het verdrag worden bestreken, behalve het toepasselijke recht. De verordening zal op 1 maart 2005 van kracht worden.
De uitvoeringswet bevat onder meer bepalingen omtrent de aanwijzing en taken van de centrale autoriteit voor Nederland en regelt de rechtspleging in internationale zaken.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat de wetsvoorstellen voor advies aan de Raad van State zullen worden gezonden. De tekst van de wetsvoorstellen en van de adviezen van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.