De Hoge Raad heeft geoordeeld, kort gezegd, dat, mede gelet op de wetsgeschiedenis van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (1987 en 2002), geen rechtsregel zich verzet tegen het gebruik van door een inlichtingen- en veiligheidsdienst verstrekte informatie als zogenaamde startinformatie voor het instellen van een strafrechtelijk onderzoek. Zulke informatie kan indien de gegevens voldoende grond opleveren voor een verdenking, een zelfstandige grond vormen voor het aanwenden van dwangmiddelen, zoals aanhouding of doorzoeking.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Hoge Raad is daarnaast van oordeel dat geen rechtsregel zich verzet tegen het gebruik van door een inlichtingen- en veiligheidsdienst vergaard materiaal tot het bewijs in een strafzaak. Daarbij heeft hij wel aangetekend dat de strafrechter van geval tot geval met de nodige behoedzaamheid zal moeten beoordelen of het materiaal, gelet op de soms beperkte toetsbaarheid, tot het bewijs kan meewerken, zulks gelet op de eisen die het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) stelt aan een eerlijk proces. In dat verband gaat de Hoge Raad nader in op de vraag wanneer sprake kan zijn van onrechtmatigheid of onbetrouwbaarheid van het materiaal en wat daarvan de gevolgen zouden kunnen zijn. In de onderhavige zaken zijn overigens alleen enkele tapgesprekken als van de BVD afkomstig materiaal voor het bewijs gebruikt. De Hoge Raad is in deze zaken van oordeel dat nu de verdediging zich daar voldoende tegen heeft kunnen verweren niets aan het gebruik daarvan in de weg stond.
De Hoge Raad verwerpt ook diverse overige klachten.
Zo overweegt de Hoge Raad met betrekking tot een klacht over uitlatingen van ministers naar aanleiding van de vrijspraken in Rotterdam, dat in het algemeen niet kan worden uitgesloten dat publieke uitlatingen van gezagsdragers zoals een minister met betrekking tot een lopende strafzaak wegens hun aard en inhoud een ongeoorloofde inbreuk maken op onschuldpresumptie als bedoeld in art. 6, tweede lid, EVRM. De Hoge Raad acht het oordeel van het hof dat in deze zaken geen sprake was van dergelijke ongeoorloofde uitlatingen niet onbegrijpelijk.
Voorts overweegt de Hoge Raad dat ook in het geval dat wel een dergelijke inbreuk zou zijn gemaakt, dit niet kan leiden tot een zo ingrijpend rechtsgevolg als de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging.
Een andere klacht hield in dat voor een bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie, wanneer het oogmerk van die organisatie gericht is op het plegen van misdrijven van uiteenlopende aard, moet blijken dat de wetenschap van de betrokkene al die verschillende soorten misdrijven omvat. De Hoge Raad heeft die klacht verworpen omdat die opvatting onjuist is.
De veroordeling van de drie verdachten is door de uitspraak van de Hoge Raad definitief geworden.
Hoge Raad doet morgen uitspraak in terrorismezaken, Rechtennieuws.nl