Minister De Geus heeft bekendgemaakt dat de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid met één onthouding en de steun van 24 andere lidstaten een akkoord heeft bereikt over de gelijke behandeling van vrouwen en mannen bij de toegang tot en de levering van goederen en diensten. Belangrijkste punt in deze richtlijn is dat mannen en vrouwen door verzekeringsmaatschappijen gelijk moeten worden behandeld als het gaat om premies en uitkeringen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De lidstaten zijn ermee akkoord gegaan dat zij van deze basisregel alleen mogen afwijken als verzekeringsmaatschappijen kunnen aantonen dat het geslacht een bepalende factor is voor het inschatten van risico’ s bij hun producten (onder andere op basis van statistische gegevens). Dit geldt bijvoorbeeld voor levensverzekeringen: omdat vrouwen statistisch gezien langer leven, betalen ze ook meer premie. Verschil in premies is niet toegestaan voor kosten die verband houden met zwangerschap en moederschap. Afgesproken is dat de Europese Commissie de implementatie van deze richtlijn in de lidstaten gaat volgen en hierover rapporteert. Een werkgroep met vertegenwoordigers van lidstaten, organisaties gericht op het bevorderen van gelijke behandeling en verzekeringsmaatschappijen zal de Commissie hierbij ondersteunen.
Duitsland heeft er voor gekozen zich op dit moment te onthouden van stemming zodat het land niet de vereiste unanimiteit zou blokkeren. De Duitse regering heeft goede hoop dat tussen nu en de volgende raadsvergadering in december de onthouding zal worden omgezet in volledige steun voor de richtlijn. Minister De Geus gaf in zijn persconferentie aan zeer blij te zijn met de uitkomst.
Arbeidstijdenrichtlijn
De Raad heeft verder uitgebreid gesproken over het voorstel van de Europese Commissie voor herziening van de Arbeidstijdenrichtlijn. Een structurele aanpassing van deze richtlijn is nodig om de consequenties te ondervangen van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie dat rusttijd tijdens zogeheten aanwezigheidsdiensten ook telt als werktijd. Bovendien stelde het Hof dat de compenserende rusttijd, die zoals gebruikelijk volgt op werktijd, onmiddellijk na de aanwezigheidsdienst moet ingaan. Als de richtlijn niet wordt aangepast, leidt dit voor lidstaten tot hoge kosten en personele problemen.
In het voorstel van de Commissie wordt rusttijd tijdens aanwezigheidsdiensten niet langer als werktijd beschouwd. De compenserende rusttijd hoeft niet meer direct in te gaan, maar wel binnen 72 uur na de werktijd. Ook stelt de Commissie in het voorstel strengere voorwaarden aan de ‘ opt out’, de mogelijkheid om op individuele basis af te wijken van de maximale werkweek van 48 uur. In het Verenigd Koninkrijk wordt veel gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
In het voorstel van de Commissie mag dit niet aan de werknemer worden gevraagd op het moment dat het arbeidscontractwordt aangegaan. Bovendien mag de maximale werkweek niet langer duren dan 65 uur. De periode waarover de gemiddelde maximale werktijd wordt berekend, blijft vier maanden, maar kan in bepaalde gevallen worden verlengd tot een jaar.
Na een eerste bespreking vandaag wil het voorzitterschap toewerken naar een afronding in december.
Uitzendrichtlijn
Minister De Geus heeft verder verklaard dat creativiteit vereist is om een oplossing te vinden voor de problemen rond de uitzendrichtlijn. Deze richtlijn schrijft gelijke behandeling voor van uitzendwerkers wat betreft beloning en andere essentiële arbeidsvoorwaarden. De onderhandelingen hierover strandden in 2003 onder Grieks voorzitterschap. De lidstaten werden het toen niet eens over de lengte en de aard van de overgangsperiode en over de zogeheten wachttermijn, de termijn waarbinnen het lidstaten is toegestaan uitzendkrachten niet gelijk te behandelen.
Nederland heeft tijdens de Raad de vraag op tafel gelegd of het probleem ook op andere wijze kan worden opgelost, bijvoorbeeld door in de richtlijn rekening te houden met lidstaten die niet of nauwelijks de mogelijkheid hebben om in CAO’ s afwijkende afspraken te maken. De meeste lidstaten gaven echter aan de oplossing te blijven zien in het vaststellen van overgangstermijnen waarin een bepaalde wachttijd geldt waarin uitzendkrachten niet gelijk behandeld hoeven te worden. Minister De Geus gaf aan dat het Nederlandse voorzitterschap ijverig gaat werken aan een compromisvoorstel voor de Raad van december.