De nabestaanden van een arrestant, die in juni 2003 is overleden na enkele voorvallen in het hoofdbureau van politie te Amsterdam, hebben bij het gerechtshof te Amsterdam geklaagd over de beslissing van het openbaar ministerie om de bij die voorvallen betrokken arrestantenverzorgers en politieambtenaren niet te vervolgen ter zake van strafbare betrokkenheid bij de dood van die arrestant.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De betrokkenen worden door de nabestaanden ervan beschuldigd door hun wijze van optreden tegen de arrestant verantwoordelijk te zijn voor diens overlijden. De nabestaanden zien in de medische rapportage sterke aanwijzingen dat positionele asphyxie(dooddrukken) heeft geleid tot de dood van de arrestant.
De officier van justitie is evenwel van oordeel dat de betrokkenen juist hebben gehandeld en voorts dat niet kan worden bewezen dat hun handelen de dood van de arrestant heeft veroorzaakt.
Naar het oordeel van het hof zijn niet alle mogelijkheden van onderzoek uitgeput en is vooralsnog voorbarig geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn voor disproportioneel dan wel inadequaat handelen van de zijde van de politieambtenaren. Het hof acht het houden van een reconstructie noodzakelijk om in deze kwestie meer duidelijkheid te verkrijgen. Die duidelijkheid is temeer geboden aangezien zeer wel mogelijk is, dat de betreffende ambtenaren van politie in de –onjuiste- veronderstelling hebben verkeerd dat hun verrichtingen geen gevaar voor de gezondheid van de te immobiliseren persoon zouden opleveren. Een eventuele onjuiste veronderstelling kan gevaar voor herhaling meebrengen. Dat nadere onderzoek zal moeten worden verricht onder leiding van een onafhankelijke rechter. Daartoe heeft het hof bij beschikking van 12 december 2006 een last tot het vorderen van een gerechtelijk vooronderzoek gegeven aan de officier van justitie te Amsterdam.