De Sociale Verzekeringsbank en de Staat maken geen verboden onderscheid op grond van ras door onder meer Surinamers te korten op hun AOW voor de jaren dat zij niet in Nederland woonden. Dat is het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) in een zaak van zeven Nederlanders van Surinaamse afkomst tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Iedere inwoner van Nederland, ongeacht afkomst, bouwt tussen zijn 15e en 65e levensjaar 2% AOW op voor ieder jaar dat in Nederland wordt doorgebracht. Bij (tijdelijk) verblijf in het buitenland of komst naar Nederland ná het 15e levensjaar, vindt bij vaststelling van de AOW-uitkering in het 65e levensjaar een korting van 2% per jaar plaats. Hierdoor bouwen met name ‘nieuwkomers’ vaak geen volledige AOW op, wat grote gevolgen kan hebben voor de hoogte van het inkomen bij pensionering.
Het criterium ‘ingezetene’ leidt tot indirect onderscheid tussen autochtone Nederlanders en Nederlanders van Surinaamse, maar ook van Arubaanse en Antilliaanse afkomst. Dit onderscheid is echter toegestaan, aldus de CGB. De doelstellingen van de regeling, namelijk respecteren van de autonomie van (destijds) de delen van het Koninkrijk, en het zorgdragen voor een houdbaar sociale zekerheidssysteem zijn legitiem. Het is daarbij niet onredelijk om de omvang van de AOW-aanspraak te relateren aan de jaren waarin de belanghebbenden in Nederland verbleven.
De CGB heeft in deze zaak externe deskundigen geraadpleegd over internationale rechtsverplichtingen van Nederland over de sociale zekerheid van ingezetenen. Deze deskundigen suggereerden overigens dat voor de compensatie van de ernstige financiële problemen van een onvolledige AOW-opbouw, verschillende maatregelen denkbaar zijn. De Nederlandse overheid is hiertoe niet wettelijk verplicht, maar zou hiermee een grote groep tegemoet kunnen komen.