Het CBP adviseert de Minister van Justitie in het Wetboek van strafvordering het belang van het beroepsgeheim, van bijvoorbeeld advocaten, steviger te verankeren. Het CBP komt tot deze conclusie naar aanleiding van de reactie van de Minister op het onderzoek van het CBP naar de waarborging van de vertrouwelijke communicatie van advocaten bij de interceptie van telecommunicatie. In dat onderzoek bleek het vaste praktijk te zijn dat opsporingsambtenaren en de Officier van Justitie kennis nemen van vertrouwelijke telefoongesprekken van advocaten met burgers, die onder het beroepsgeheim van advocaten vallen. Het CBP oordeelde dat die werkwijze onrechtmatig is.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Minister van Justitie heeft in zijn reactie het belang van het recht op geheimhouding van advocaten onderschreven, maar stelt dat de Officier van Justitie op grond van het Wetboek van strafvordering de taak heeft te beslissen of opgenomen telefoongesprekken onder dit recht op geheimhouding. De praktijk is volgens de Minister hiermee in overeenstemming.
Het CBP is van oordeel dat er reeds inbreuk plaatsvindt op het recht op vertrouwelijke communicatie door het opnemen en uitluisteren van vertrouwelijke telefoongesprekken. Waar dat onvermijdelijk is, is dit niet onrechtmatig. Dat deze gesprekken ook standaard ter kennisname aan de officier van justitie en opsporingsambtenaren ter beschikking wordt gesteld, in veel gevallen de tegenpartij in gerechtelijke procedures, is echter onrechtmatig. Het CBP adviseert de Minister dan ook het Wetboek van strafvordering te wijzigen op dit punt.
Advies verankering beroepsgeheim, CBP
Onderzoek naar de waarborging van de vertrouwelijke communicatie van advocaten bij de interceptie van telecommunicatie, CBP