Een uitgeprocedeerde asielzoeker die na een beroep op de pardonregeling wordt uitgewezen, kan een juridische procedure tegen dit besluit beginnen. Dat heeft de Raad van State 19 november bepaald in de zaak van een asielzoeker die eerder al door de Haarlemse rechtbank in het gelijk was gesteld.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Minister voor Vreemdelingenzaken Verdonk is er altijd vanuit gegaan dat tegen een afwijzing geen beroep mogelijk was. Een verzoek om op basis van schrijnende omstandigheden voor de pardonregeling in aanmerking te komen, moest volgens de minister niet worden gezien als een officiële aanvraag voor een verblijfsvergunning. De Raad van State wuift deze interpretatie echter weg.
De Raad van State volgt hiermee een eerdere uitspraak van de rechtbank in Haarlem, die was aangevochten door Verdonk. De bewindsvrouw heeft tussen januari en oktober vorig jaar ongeveer 9800 brieven van vreemdelingen ontvangen waarin een verblijfsvergunning werd gevraagd in verband met schrijnende omstandigheden. Aan 220 aanvragers is de verblijfsstatus vervolgens toegekend.
Afgewezen briefschrijvers kunnen met de jongste uitspraak in de hand hun uitzetting aanvechten bij de rechter en daarna eventueel in hoger beroep bij de Raad van State. Een voorwaarde is wel dat in de brief aan Verdonk uitdrukkelijk een verzoek om een verblijfsvergunning op grond van de zogeheten discretionaire bevoegdheid van de minister is gedaan.