In de artikelen 6:5, 6:6 en 6:17 Awb, in hun onderlinge samenhang bezien, ligt naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep besloten dat de ingevolge artikel 6:6 van de Awb te stellen termijn aan een gemachtigde voor het namens een belanghebbende indienen van gronden van het bezwaar zodanig dient te zijn dat de gemachtigde zijn taak naar behoren kan vervullen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Om concrete bezwaren te kunnen formuleren tegen door de sociale recherche geconstateerde feiten en onderzoeksbevindingen en daaruit door het bestuursorgaan getrokken juridische conclusies zal het in het algemeen noodzakelijk zijn dat de gemachtigde kan beschikken over de aan het primaire besluit ten grondslag liggende rapportage van de sociale recherche. Bij het bepalen van de termijn dient daarom rekening te worden gehouden met de tijd die redelijkerwijs nodig is voor het ter beschikking krijgen, bestuderen en zo nodig bespreken van die rapportage met degene die door de gemachtigde wordt vertegenwoordigd. De gestelde termijn van twee weken aan een gemachtigde die niet zelf over die rapportage beschikt en aan wie die rapportage ook niet is toegezonden, is hiervoor onredelijk kort.
In dit licht bezien kan niet aan betrokkene worden tegengeworpen dat haar toenmalige gemachtigde niet binnen deze (te korte) termijn de gronden van het bezwaar heeft ingediend of om uitstel heeft gevraagd.