Bij uitspraak van 28 maart 2007 LJN BA2284 heeft de Centrale Raad van Beroep overwogen dat in aansluiting op artikel 3:309 van het BW de verjaringstermijn voor het nemen van een terugvorderingsbesluit met betrekking tot een onverschuldigde betaling van WAO-uitkering dient te worden gesteld op vijf jaar, te rekenen vanaf het moment dat het Uwv bekend is geworden met feiten of omstandigheden op basis waarvan voldoende duidelijk is dat een besluit tot terugvordering in de rede ligt.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Bij uitspraak van dezelfde datum LJN BA2491 heeft de Raad onder verwijzing naar artikel 86, eerste lid, en artikel 87, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) vastgesteld dat deze verjaringstermijn eveneens geldt voor het recht op invordering van onverschuldigd betaalde kosten van bijstand. Artikel 86, eerste lid, van de Abw stemt overeen met artikel 57, vijfde lid, van de WAO. Het bepaalt dat het besluit tot terugvordering een executoriale titel oplevert in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Blijkens de in de loop van 1996 afgegeven besluiten was het Uwv toentertijd bekend met de onverschuldigde betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering en met de persoon van de ontvanger van die betaling.
Ondanks deze wetenschap is eerst op 12 juli 2002 een besluit genomen tot invordering van deze uitkering door middel van het vaststellen van een termijn of termijnen waarbinnen de ten onrechte betaalde uitkering moest worden terugbetaald, als bedoeld in artikel 57, vijfde lid, van de WAO.
De Raad stelt onder verwijzing naar zijn voormelde jurisprudentie vast dat op dat tijdstip het recht om zulk een besluit te nemen reeds was verjaard.