In 2003 startte een man met de verkoop van gezondheidsproducten, naast de uitoefening van zijn dienstbetrekking. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2003 rekende hij de resultaten uit de verkoopactiviteiten tot de inkomenscategorie ‘winst uit onderneming’. De inspecteur betoogde echter dat de activiteiten geen bron van inkomen vormden en dus überhaupt niet tot de belastinggrondslag van de inkomstenbelasting behoorden. Rechtbank Arnhem volgde de inspecteur hierin, omdat een voordeel uit de activiteiten redelijkerwijs niet kon worden verwacht. Hierdoor waren de geleden verliezen niet aftrekbaar en kon de zelfstandigenaftrek niet worden toegepast.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het feit dat een natuurlijk persoon een in geld waardeerbaar resultaat geniet, wil nog niet zeggen dat dit tot de belastinggrondslag van de inkomstenbelasting behoort. Hiertoe moet eerst worden nagegaan of er een bron van inkomen aanwezig is. Er is sprake van een bron van inkomen indien deel wordt genomen aan het economische verkeer, het oogmerk aanwezig is om voordeel te behalen en bovendien het voordeel ook redelijkerwijs kan worden verwacht. Indien dit het geval is, moet de vraag worden beantwoord tot welke inkomenscategorie het resultaat behoort. De rechtspraak met betrekking tot de ‘bronnentheorie’ is vaak zeer afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval en gaat met name in op de vraag of een voordeel ook redelijkerwijs kan worden verwacht. Dit was ook aan de orde in een zaak waar Rechtbank Arnhem over moest oordelen.
Het ging in deze kwestie om een man die fulltime in loondienst werkte en daarnaast in 2003 startte met de verkoop van gezondheidsproducten. Zijn activiteiten bestonden onder andere uit het maken van promotie, actief werven van klanten en de uiteindelijke distributie van de producten. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2003 rekende hij de (negatieve) resultaten hieruit tot de inkomenscategorie ‘winst uit onderneming’. Ook claimde hij een aantal faciliteiten waarop alleen ondernemers recht hebben, zoals de zelfstandigenaftrek. De inspecteur betoogde in eerste instantie echter dat sprake was van de inkomenscategorie resultaat uit overige werkzaamheden en wijzigde dit standpunt gedurende de bezwaar- en beroepsfase zelfs in die zin, dat er überhaupt geen bron van inkomen was. Er was naar zijn mening geen sprake van een objectieve winstverwachting.
De rechtbank overwoog dat bij de vraag of een voordeel redelijkerwijs is te verwachten, over de jaargrens heen dient te worden gekeken. Voor de beoordeling van de objectieve winstverwachting van de man in 2003 moesten derhalve ook de resultaten van de jaren 2004 en 2005 in aanmerking worden genomen. Het fiscale resultaat vertoonde hierbij een positieve tendens. Volgens de inspecteur waren deze resultaten echter veel lager geweest, indien rekening was gehouden met de afschrijving van de computerapparatuur en inventaris. De man verklaarde dat hij als startende ondernemer gebruik had gemaakt van de “willekeurige afschrijving – faciliteit”. De rechtbank was echter van oordeel dat bij de beoordeling of sprake is van een objectieve winstverwachting, de commerciële resultaten leidend zijn, aangezien die doorgaans objectiever zijn dan de fiscale resultaten. Er kan derhalve geen rekening worden gehouden de willekeurige afschrijving, omdat dit een fiscale faciliteit is. Mede vanwege de na het jaar 2004 dalende omzet, moet de man aannemelijk maken dat in de toekomst redelijkerwijs een positief resultaat is te verwachten. Hiertoe was onvoldoende dat hij geprobeerd had een actief en intensief klantenbestand op te zetten. De rechtbank oordeelde daarom dat geen sprake was van een bron van inkomen. Hierdoor waren de verliezen niet aftrekbaar en bestond ook geen recht op de zelfstandigenaftrek.