Mevrouw Kroes mag zich verheugen: Microsoft wordt aangepakt. De uitspraak van het Gerecht van Eerste Aanleg is breed in de pers besproken. Nauwelijks aandacht was er voor een andere – eveneens voor het bedrijf ongunstige – beslissing die vrijwel tegelijkertijd werd genomen: het verzoek om Microsoft’s Office Open XML (OOXML) tot ISO-standaard te verklaren. Meer aandacht was zeker op z’n plaats omdat de kwestie laat zien dat het hoog tijd is voor een discussie over de legitimiteit van het ISO-standaardisatieproces.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Wij realiseren ons veelal niet dat met ieder in Microsoft Word opgesteld en bewaard document, we ook voor toekomstige raadpleging daarvan afhankelijk zijn van Microsoft. Zonder nieuwe update is uw bestand over tien jaar veelal niet te raadplegen. De negatieve implicaties van deze afhankelijkheid beginnen eindelijk door te dringen en wereldwijd klinkt de roep om een open standaard voor maken en bewaren van documenten. Bovendien is het onwenselijk dat niet alleen bedrijfsinformatie, maar zeker ook overheidsinformatie vastligt in een bestandsformaat dat eigendom is van een commercieel bedrijf. De open-sourcebeweging ontwikkelde een alternatief: Open Document Format. Maar Microsoft zat niet stil, lanceerde OOXML en wist snel goedkeuring van standaardisatieorganisatie ECMA binnen te halen. Het was Microsoft er vervolgens veel aan gelegen OOXML ook bij het belangrijkste standaardisatieorgaan, ISO (International Standards Organisation), als standaard erkend te krijgen. En snelheid is geboden zo vindt het bedrijf, vandaar dat het een verzoek indiende voor standaardisatie via het versnelde traject (6 maanden i.p.v. een aantal jaar). De nationale standaardencomités (hier: Nederlands Normalisatie Instituut) hadden daarmee tot 2 september de tijd hun stem uit te brengen over erkenning als standaard. De uitslag was zoals gezegd negatief voor Microsoft: de vereiste tweederde meerderheid voor goedkeuring binnen de verkorte procedure werd niet binnengehaald. Diverse landen, waaronder Nederland, onthielden zich van stemming. Ook Zweden deed dat, nadat bleek dat Microsoft probeerde leden van het nationale standaardencomité om te kopen. Maar de zaak is voor Microsoft nog niet verloren. Maart volgend jaar volgt een nieuwe stemming omdat Microsoft gelegenheid heeft de programmatuur aan te passen aan bezwaren die door nationale standaardencomités zijn geformuleerd.
Wat het OOXML-traject laat zien, is dat we zo langzamerhand vraagtekens moeten plaatsen bij de legitimiteit van ISO-besluitvorming. Dit heeft wat mij betreft te maken met het volgende. Het huidige besluitvormingsproces bij zowel ISO als nationale standaardencomités is verre van transparant en helder. Daarbij komt dat (belanghebbende) veelal private partijen dit proces domineren en bepalen, terwijl de uiteindelijke effecten van een ISO-standaard maatschappelijk en economisch zeer breed merkbaar zijn. Factoren als kennis, tijd en geld zijn momenteel de belangrijkste bepalende factoren bij de totstandkoming van standaarden. En de vraag rijst of de huidige procedures nog zijn opgewassen tegen het geweld van strategische veldslagen in een industrietak. Grote internationale multinationals zoals Microsoft, Sun en IBM kunnen door hun mondiale aanwezigheid het stemmingsproces in vele landen beïnvloeden, waarmee de vraag rijst wat de invloed en betekenis nog is van lokale – nationale – spelers in het stemmings- en daarmee standaardisatieproces. Omdat op een nationaal niveau participatie in normalisatieprocedures open staat, kunnen voor- en tegenstanders de stemmingsuitkomst trachten te sturen door het aantal deelnemers aan een normcommissie (in hun voordeel) uit te breiden en daarmee bepaalde opvattingen te verdunnen of versterken. Op een mondiaal niveau zien we dat het ISO-proces wordt gedomineerd door Westerse landen, terwijl de implicaties van de stempel ‘ISO-standaard’ wereldwijd zijn en veelal nadelig voor ontwikkelingslanden.
De realiteit van het ISO-standaardisatieproces heeft nog maar weinig weg van de wijze waarop vroeger standaarden werden vastgesteld. Voorheen nam een land veelal niet deel aan de stemmingsronde als het een standaard betrof die voor dat land toch geen relevantie had. Inmiddels telt – mede onder invloed van globalisering en het (commerciële) belang dat met een standaard is gemoeid – iedere stem en proberen belanghebbenden in het standaardisatieproces zoveel mogelijk landen (en dus stemmen) voor zich te winnen. Intensieve lobby is daarmee een onlosmakelijk onderdeel van een ISO-procedure geworden. Het gevaar van duistere praktijken, zoals de bovengenoemde Zweedse omkoping, ligt op de loer. Duidelijk anders dan voorheen is ook de toenemende druk op de mogelijkheid om de ISO-standaard te verkrijgen via de verkorte procedure. De populariteit van deze procedure staat echter op gespannen voet met de groeiende (technische) complexiteit van zaken die bij ISO voorliggen. Waar de aangeleverde documentatie voorheen gemiddeld zo’n vijftig pagina’s omvatte, werden in de OOXML-procedure ruim zesduizend pagina’s ingebracht. Behalve de noodzakelijke tijd, is voor het goed doorgronden hiervan een beroep op zeer specialistische kennis noodzakelijk.
Overheidsinstanties incorporeren ISO-standaarden steeds vaker (als te vervullen (kwaliteits)voorwaarde) in hun beleid en verwijzen in aanbestedingsprocedures naar ISO-standaarden. De ISO-standaard groeit daarmee langzaam uit tot beleidsinstrument van overheid en bedrijfsleven. Maar het ontbreekt aan bijbehorende randvoorwaarden voor de legitimiteit ervan (evenwichtige participatie, transparantie, verantwoording). Het is niet eenvoudig snel een oplossing aan te dragen. De suggestie om alle belanghebbenden een rol te geven lijkt te eenvoudig omdat het ons voor de vraag stelt of er wel voldoende waarborgen zijn te vinden om representativiteit en onafhankelijkheid van deelnemers te garanderen. Winst kan wel worden behaald door bedrijven een andere rol te geven: ze te horen, maar buiten het stemmingsproces te laten. In ieder geval mogen we een actievere rol van overheden verlangen. Zowel in het ondersteunen van belangenorganisaties en MKB bij het verwerven van noodzakelijke (technische) kennis als in het verlagen van kostenbarrières. In 1995 concludeerde Stuurman in zijn dissertatie ‘Technische normen in het recht’ dat overheden te veel het stellen van technische normen aan de markt overlaten en onvoldoende hun verantwoordelijkheid oppakken. Met de voortschrijdende invloed van fel bevochten technische normen, lijkt deze conclusie actueler dan ooit.
Prof. mr. Corien Prins is hoogleraar recht en informatisering bij het departement TILT – Recht, Technologie en Samenleving aan de Universiteit van Tilburg van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid.
J.E.J. Prins, ‘Microsoft en de legitimiteit van ISO-standaardisatie’, Ook interessant: