De afgelopen jaren is veelvuldig gebleken hoeveel onzekerheid een zogenoemd periodiek verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden met zich kan brengen. Ondernemers kwamen bij een echtscheiding – ondanks het bestaan van huwelijkse voorwaarden – vaak bedrogen uit. Onlangs heeft het Hof Amsterdam echter een gunstige uitspraak gedaan ten behoeve van een ondernemer. Ondanks het niet uitvoeren van het periodiek verrekenbeding gedurende vele jaren huwelijk, hoefden de in de BV opgepotte winsten bij een echtscheiding niet alsnog met de ex-echtgenote te worden gedeeld.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Een man en vrouw waren sinds 1970 gehuwd in gemeenschap van goederen. In 1990 hebben ze besloten alsnog huwelijkse voorwaarden op te stellen vanwege risicovolle investeringen door de BV van de man. In de huwelijkse voorwaarden waren een periodiek verrekenbeding en een finaal verrekenbeding opgenomen. Het periodieke verrekenbeding hield in dat de man en vrouw de jaarlijks gespaarde inkomsten met elkaar zouden verrekenen. Onder inkomsten werd verstaan de netto-inkomsten uit arbeid én winst uit onderneming. Het finale verrekenbeding hield in dat, enkel indien het huwelijk zou worden ontbonden door overlijden, de waarde van de aandelen in de BV met de echtgenote zou worden verrekend. In geval van echtscheiding zouden de aandelen buiten de finale verrekening blijven.
In 2006 eindigde het huwelijk van de man en vrouw door echtscheiding. Het Hof Amsterdam boog zich over de vraag of de gerealiseerde en aan de algemene reserves van de BV toegevoegde winsten alsnog met de vrouw moesten worden verrekend vanwege het niet-uitgevoerde periodieke verrekenbeding.
Het Hof Amsterdam besliste als volgt:
- Op grond van de formulering van het periodieke verrekenbeding kon in dit geval worden afgeleid dat het de bedoeling van partijen was om enkel inkomsten die worden belast met inkomstenbelasting onderwerp van verrekening te doen zijn. Dit gold volgens het hof dan niet voor winst van de BV die niet werd uitgekeerd aan de man.
- Op grond van de formulering van het finale verrekenbeding bleek dat de man enkel ingeval het huwelijk zou eindigen door overlijden de waarde van de BV met de vrouw wilde verrekenen, dus niet in geval van echtscheiding.
- De bedoeling van het finale verrekenbeding was nogmaals expliciet bevestigd door getuigenverklaringen van twee notarissen die destijds bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden betrokken zijn geweest.
Gelet op deze feiten en omstandigheden stelde het Hof Amsterdam de man in het gelijk en hoefden de in de BV opgepotte winsten niet alsnog te worden verrekend met de vrouw.
Geconcludeerd kan worden dat, indien een periodiek verrekenbeding is opgenomen in huwelijkse voorwaarden waaraan vervolgens nooit uitvoering is gegeven, de exacte feiten en omstandigheden van groot belang zijn in geval van discussie tussen echtgenoten. Zo draagt een nauwkeurige formulering van het periodieke verrekenbeding bij aan de rechtszekerheid. Echter, met name in oude huwelijkse voorwaarden is het periodieke verrekening vaak nog gebaseerd op een ruim inkomensbegrip. Indien ook de bedoeling van partijen van destijds niet meer is te achterhalen, kan de situatie zich voordoen dat een ondernemer alsnog de gehele waarde van zijn BV moet verrekenen met zijn ex-echtgeno(o)t(e).
Indien men met een periodiek verrekenbeding het gewenste resultaat wil behalen – namelijk dat de niet-ondernemer ook eigen vermogen kan opbouwen – is daadwerkelijke jaarlijkse verrekening een must. Is nooit verrekend en zijn partijen dat ook niet van plan voor de toekomst, dan kan een latere discussie worden voorkomen door eenmalig in goede harmonie een afrekening te maken via een vaststellingsovereenkomst en de huwelijkse voorwaarden voor de toekomst aan te passen.