Kosten die een onderneming maakt, komen in beginsel ten laste van de winst voorzover deze kosten zakelijk zijn en niet bijvoorbeeld zijn gemaakt voor privé-behoeften van een ondernemer of directeur-grootaandeelhouder. De Hoge Raad besliste onlangs dat een uitzendbureau 25% van de kosten voor het houden van renpaarden ten laste van de winst mocht brengen. In de gegeven situatie zou een redelijk denkende ondernemer zoveel uitgaven voor de vergroting van zijn naamsbekendheid hebben gedaan.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Kosten die een onderneming maakt, komen in beginsel ten laste van de winst voorzover deze kosten zakelijk zijn en niet bijvoorbeeld zijn gemaakt voor privé-behoeften van een ondernemer of directeur-grootaandeelhouder. De Hoge Raad besliste onlangs dat een uitzendbureau een deel van de kosten voor het houden van renpaarden ten laste van de winst mocht brengen omdat deze zakelijk waren. De zaak was als volgt.
Een uitzendbureau (een BV) in de metaalbranche hield twee renpaarden die ook deelnamen aan wedstrijden. Met de renpaarden probeerde het uitzendbureau haar naamsbekendheid te vergroten. De totale kosten voor de renpaarden bedroegen in 1996 f 26.632 (€ 12.085). Dit bedrag omvatte onder meer de kosten van stalling, training, pikeur en de paardentrailer. De directeur-grootaandeelhouder van het uitzendbureau was zelf persoonlijk al jaren actief in de paardensport. Het uitzendbureau gaf de met de paarden gewonnen prijzengelden aan als winst en bracht in 1996 de totale kosten van de renpaarden als reclamekosten ten laste van de winst. De inspecteur liet de kosten van de paarden niet in aftrek toe. Hij was namelijk van mening dat de kosten niet waren gemaakt voor de zakelijke belangen van het uitzendbureau maar voor de belangen van de directeur-grootaandeelhouder. De zaak kwam voor het Hof.
Het Hof was van mening dat de kosten voor het houden van de renpaarden niet uitsluitend waren gemaakt voor de persoonlijke behoeften van de directeur-grootaandeelhouder zoals de inspecteur had gesteld. Het Hof vond het aannemelijk dat een deel van de kosten was gemaakt voor de zakelijke belangen van het uitzendbureau. Uit de wanverhouding van de kosten van de renpaarden en het nut voor de onderneming volgde volgens het Hof dat een redelijk denkende ondernemer voor het vergroten van zijn naamsbekendheid zulke hoge kosten nooit gemaakt zou hebben. Het Hof stelde de zakelijke kosten naar redelijke schatting vast op 25% van de totale kosten. Uiteindelijk kwam de zaak voor de Hoge Raad.
De Hoge Raad was het met het Hof eens dat kosten alleen niet aftrekbaar zijn voorzover zij zien op de persoonlijke belangen van de directeur-grootaandeelhouder. De kosten waren in 1996 voor 25% van het totaal bedrag aftrekbaar. Volgens de Hoge Raad had het Hof de grenzen van zijn taak niet overschreden door de werkelijke aard van de kosten te beoordelen omdat het in deze zaak ging om de vraag of de kosten waren gemaakt om de zakelijke belangen van de onderneming te dienen of om de persoonlijke belangen van de directeur-grootaandeelhouder te dienen.