Een ondernemer is in beginsel vrij in het nemen van bedrijfseconomische beslissingen met daaraan gekoppeld het doen van bepaalde uitgaven. Het is daarbij niet aan de inspecteur en de rechter om gevolgen te verbinden aan de eigen (van de ondernemer afwijkende) opvattingen over het zakelijk nut van bepaalde uitgaven. Dit houdt echter niet in dat een ondernemer of vennootschap elke uitgave zo maar in aftrek kan brengen door op die uitgave maar even het etiket zakelijke uitgave te plakken. Als de persoonlijkebehoeftebevrediging van de ondernemer – natuurlijk persoon – of de achterliggende aandeelhouders van de vennootschap deels of volledig op de voorgrond staat (geen of beperkt zakelijk oogmerk uitgaven) dan kan de inspecteur (een deel van) de kosten van aftrek uitsluiten. Deze regel heeft Rechtbank Arnhem in navolging van een arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2002 onlangs toegepast in een overigens sterk feitelijke procedure. De zaak was verkort weergegeven als volgt.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Een directeur-grootaandeelhouder (dga) bezat in 2002 alle aandelen van een nv en 90% van de aandelen van een bv. Hij was verder in privé eigenaar van een motorjacht dat hij in 2003 had verkocht. De nv was in 2002 al tot aanschaf van een ander motorjacht overgegaan. De thuishaven van dit jacht was in het buitenland. De nv had in 2002 diverse kosten van beide jachten (waaronder met name de afschrijvingskosten en exploitatiekosten) in aftrek gebracht. De nv was van mening dat de kosten van het privé-motorjacht voor haar toch zakelijke uitgaven vormden, omdat het jacht werd gebruikt voor representatief onthaal van zakenrelaties. Voor de aftrek van afschrijvings- en exploitatiekosten van het tweede motorjacht zag de nv een ander, directer verband. Dit jacht had de nv zelf aangeschaft en behoorde daarom tot het ondernemingsvermogen. De inspecteur accepteerde de aftrek van de kosten van de jachten echter niet. De zaak kwam voor Rechtbank Arnhem.
De rechtbank merkte over het eerste motorjacht op dat het gebruikelijk is om kosten van een in privé gehouden jacht in privé worden gedragen. Als de nv niettemin van mening is dat de kosten van dit jacht toch zakelijke uitgaven vormen, dan moet de nv dat aannemelijk zien te maken. De rechtbank was van oordeel dat de nv niet in haar bewijslast was geslaagd omdat ze niet op enige wijze het zakelijke gebruik van het jacht kon onderbouwen.
Wat betreft de aftrekbaarheid van de kosten van het tweede (eigen) motorjacht, wees de rechtbank op het eerdergenoemde arrest van de Hoge Raad. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur voldoende aannemelijk gemaakt dat de het jacht niet werd gebruikt voor representatieve doeleinden voor relaties. De rechtbank ging daarbij minutieus het gebruik van het jacht na in 2002 en 2003. Voor dit jacht vond de rechtbank het aannemelijk dat het in 2002 en 2003 vrijwel uitsluitend was gebruikt voor privé-doeleinden van de dga. Hieraan verbond de rechtbank de conclusie dat de afschrijvings- en exploitatiekosten van dit jacht uitsluitend waren gemaakt voor de persoonlijkebehoeftebevrediging van de dga. De rechtbank merkte deze uitgaven/kosten aan als een niet-aftrekbare onttrekking. Ook op dit punt stelde de rechtbank de inspecteur in het gelijk.