Een onderneming kan ten laste van de winst over een bepaald jaar een voorziening vormen voor toekomstige uitgaven als daarbij aan drie voorwaarden wordt voldaan.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
- De uitgaven moeten hun oorsprong vinden in de feiten en omstandigheden die zich in de periode vóór de balansdatum hebben voorgedaan.
- De uitgaven moeten aan deze periode zijn toe te rekenen.
- Er bestaat een redelijke mate van zekerheid dat de uitgaven zich ook daadwerkelijk zullen voordoen.
Ook voor een opgelegde naheffingsaanslag kan een ondernemer/vennootschap in beginsel een voorziening vormen. De Hoge Raad heeft onlangs in een beknopt arrest aangegeven welke tot omvang een ondernemer de voorziening mag vormen. De procedure betrof de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 1999.
In de onderhavige procedure wilde de betreffende bv een voorziening vormen ter hoogte van de aanvankelijk door de inspecteur opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting. De bv had daarnaast ook bezwaar en beroep aangetekend tegen de naheffingsaanslag. Het hof had in uitspraak daarop de naheffingsaanslag loonbelasting verminderd.
Hof Arnhem had in de procedure over de omvang van de voorziening naheffing loonbelasting geoordeeld dat voor de omvang van de voorziening niet kan worden uitgegaan van de aanvankelijk door de inspecteur opgelegde naheffingsaanslag, maar van de loonbelastingschuld zoals deze blijkt uit de hofuitspraak over de naheffingsaanslag.
De bv ging in cassatie bij de Hoge Raad maar dat was tevergeefs. Deze bevestigde het oordeel van het hof dat een ondernemer rekening moet houden met alle feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de materieel verschuldigde loonbelasting. Ook de feiten en omstandigheden die na het opmaken van de fiscale balans voor het betreffende jaar maar vóór het definitief vaststaan van de onderhavige aanslag vennootschapsbelasting bekend worden, zijn daarbij van belang.