Een van de gevolgen van de belastingherziening in de inkomstenbelasting per 1 januari 2001 betreft een verruiming van de kring van aandeelhouders met een zogeheten aanmerkelijk belang (hierna: ab). De grens voor een ab ligt in beginsel op 5% van het geplaatste kapitaal van de vennootschap, waarbij overigens nog enkele aanvullende bepalingen gelden voor de afbakening van een ab. Aandeelhouders die sinds 1 januari 2001 over een ab beschikken moeten bij verkoop van hun ab-aandelen 25% (tarief jaar 2008) belasting betalen over de waardestijging van hun ab-aandelen gedurende hun bezitsperiode. Anderzijds kunnen zij ab-verliezen in aftrek brengen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Tot de kring van ab-houders behoren sinds 1 januari 2001 óók personen met een vruchtgebruik op ab-aandelen en personen die de bloot eigendom van de ab-aandelen hebben. Voor deze personen is de juiste vaststelling van de verkrijgingsprijs en de vervreemdingsprijs van hun ab-aandelen van groot belang. Illustratief hierbij is een recente uitspraak van Rechtbank Haarlem. Wij gaan alleen in op de door de rechtbank toegepaste techniek van de vaststelling van de verkrijgingsprijs en de vervreemdingsprijs en laten al het overige buiten beschouwing.
De procedure voor de rechtbank betrof de verkoop op 29 april 2004 van de bloot eigendom van een ab-aandelenpakket, waarop sinds 1999 het vruchtgebruik rustte van de moeder van de aandeelhoudster. In geschil was de verkrijgingsprijs en de vervreemdingsprijs. Een complicerende factor in deze procedure was dat geen waardebepaling van de aandelen op 1 januari 2001 voorhanden was. De rechtbank moest de verkrijgingsprijs uit andere beschikbare gegevens zien te herleiden.
De rechtbank stelde vast dat de bloot eigendom op de betreffende ab-aandelen door de belastingherziening vanaf 1 januari 2001 tot een ab werd gerekend. De hoofdregel voor de berekening van de verkrijgingsprijs schrijft daarbij voor dat de verkrijgingsprijs op de waarde in het economische verkeer van de aandelen per 1 januari 2001 moet worden gesteld. Daarbij moet nog rekening worden gehouden met de waarde van het vruchtgebruik (van de moeder).
Zoals gezegd was de waarde in het economische verkeer per 1 januari 2001 van de ab-aandelen niet bekend, maar wel de verkrijgingsprijs van de aandelen op 1 januari 1997. Deze verkrijgingsprijs bedroeg 1.271 per aandeel zonder rekening te houden met een vruchtgebruik. Verder stelde de rechtbank vast dat bij de verkoop op 29 april 2004 de opbrengst 4.385 per aandeel bedroeg (indien geen rekening werd gehouden met het vruchtgebruik). De waardestijging per aandeel over de periode van 1 januari 1997 tot 29 april 2004 (88 maanden) bedroeg 3.114 ( 4.385 minus 1.171). De gemiddelde waardestijging per maand was derhalve 3.114/88 = 35. Per 1 januari 2001 bedroeg de theoretische waardestijging per aandeel 48 maanden x 35 = 1.680. De verkrijgingsprijs per 1 januari 2001 stelde de rechtbank op de som van de verkrijgingsprijs per 1 januari 1997 ( 1.271) plus de waardestijging tot 1 januari 2001 ( 1.680) = 2.951.
Het vervreemdingsvoordeel van één ab-aandeel berekende de rechtbank op het verschil tussen 4.385 en 2.951. Nu niet de volle eigendom van de ab-aandelen was verkocht, maar de bloot eigendom, nam de rechtbank de waardedruk van het vruchtgebruik in aanmerking op zowel de verkrijgingsprijs als op de vervreemdingsprijs. Gelet op de leeftijd van de moeder op 1 januari 2001 bedroeg de bloot eigendomswaarde 64% van de volle eigendomswaarde van de aandelen en op 29 april 2004 68%. Hieruit volgde een verkrijgingsprijs van 64% x 2.951 = 1.889 van de bloot eigendom per ab-aandeel en een vervreemdingsprijs van 68% x 4.385 = 2.981.
Nu de inspecteur een te hoge ab-winst had berekend en (de fiscale partner van) de ab-houdster een te lage, stelde de rechtbank zelf de ab-winst vast en verminderde de belastingaanslag 2004.