Hof Amsterdam heeft onlangs uitspraak gedaan over de belastingplicht in 2001 en 2002 van een niet-actieve, naar Nederlands recht opgerichte nv met een in België woonachtige bestuurder en een in Nederland woonachtige procuratiehouder. Het (oude) belastingverdrag met België bepaalt dat een vennootschap die inwoner is van beide staten, geacht wordt inwoner te zijn van de staat waar de plaats van haar werkelijke leiding is gelegen. Verder blijkt uit Belgische nationale regelgeving over inwonerschap dat de nv als inwoner van België is aan te merken als in dat land de werkelijke leiding was gelegen. Het hof stelde vast dat de enige en zelfstandig bevoegde bestuurder in België woonde en dat de procuratiebevoegdheden van de procuratiehouder strikt beperkt waren tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting en het namens de nv voldoen aan formele juridische verplichtingen. Het hof achtte het aannemelijk dat de bestuurder de zeggenschap over de geringe activiteiten volledig had uitgeoefend. Daaruit volgde dat de werkelijke leiding in België was gelegen. De nv was niet in Nederland belastingplichtig.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Nederland heft vennootschapsbelasting van lichamen – bijvoorbeeld nv’s en bv’s – die in Nederland zijn gevestigd (binnenlands belastingplichtigen) en van niet in Nederland gevestigde lichamen die Nederlands inkomen genieten (buitenlands belastingplichtigen). De vestigingsplaats van een lichaam wordt bepaald naar de feiten en omstandigheden van het geval. De plaats van de werkelijke leiding van de vennootschap bepaalt doorgaans de vestigingsplaats.
Naast bovengenoemde feitelijke omstandigheden die de vestigingsplaats van een lichaam bepalen, kan een lichaam in Nederland belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting op basis van de zogeheten woonplaatsfictie. Deze fictie houdt kort gezegd in dat de oprichting van een lichaam naar Nederlands recht ertoe leidt dat het opgerichte lichaam steeds geacht wordt in Nederland te zijn gevestigd. Er gelden hierbij nog enige aanvullende bepalingen. Ingeval de werkelijke leiding van een naar Nederlands recht opgericht lichaam niet in Nederland is gelegen, heeft het lichaam in beginsel een dubbele vestigingsplaats. Het belastingverdrag met het land waar de werkelijke leiding is gevestigd moet in dat geval uitsluitsel bieden over de vestigingsplaats anders ontstaat dubbele heffing.
Hof Amsterdam heeft onlangs uitspraak gedaan over de belastingplicht van een nv die een dubbele vestigingsplaats had in bovengenoemde zin. De zaak betrof verkort weergegeven het volgende.
Een nv was naar Nederlands recht opgericht. Vrijwel alle aandelen werden vanaf haar oprichting gehouden door een in België woonachtige aandeelhouder. Deze aandeelhouder was als enig bestuurder zelfstandig bevoegd. Naast de bestuurder was nog een in Nederland woonachtige procuratiehouder. Zijn bevoegdheden waren strikt beperkt tot het doen van aangiften vennootschapsbelasting en het namens de nv voldoen aan formele juridische verplichtingen. De nv was niet actief. De enige activiteiten van de nv bestonden uit het houden van een ca € 1,6 mln grote vordering op de aandeelhouders en een op € 1 gewaardeerde deelneming in een andere vennootschap. De procuratiehouder diende voor de jaren 2001 en 2002 aangiften vennootschapsbelasting in naar een belastbaar bedrag van nihil.
De inspecteur stelde zich op het standpunt dat: de nv in Nederland belastingplichtig was; haar werkelijke leiding zich in Nederland bevond; niet aannemelijk was geworden dat de leiding naar België was verplaatst, zodat geen sprake was van een dubbele vestigingsplaats en dat de nv uitsluitend in Nederland was gevestigd. Voorts was hij van mening dat de nv rente (ter hoogte van het marktrentepercentage van 4,6% en 4,25% over 2001 respectievelijk 2002) had moeten berekenen over de vordering op de aandeelhouders. Hij verhoogde het aangegeven bedrag van nihil met de door hem berekende rentebedragen. Rechtbank Haarlem stelde de inspecteur in het gelijk. De nv ging in hoger beroep bij Hof Amsterdam.
Het hof maakte uit het (oude) belastingverdrag met België op dat een vennootschap die inwoner is van beide staten, geacht wordt inwoner te zijn van de staat waar de plaats van haar werkelijke leiding is gelegen. Het hof bekeek vervolgens de Belgische regelgeving over het inwonerschap van vennootschappen. Daaruit blijkt dat de nv als een inwoner van België zou zijn aan te merken als ze -kort gezegd- haar zetel van bestuur of beheer in België heeft. Verder schrijft de regelgeving voor dat de zetel van bestuur of beheer moet overeenstemmen met de plaats van het effectieve dagelijkse beheer van de vennootschap (welke in het algemeen is gelegen daar waar de voornaamste directie- en beheersorganen zijn gevestigd), de algemene vergadering van aandeelhouders wordt gehouden en de hogere leiding, het administratief beheer en de algemene belangen worden waargenomen en behartigd.
Het hof merkte op dat bij de beoordeling waar zich de plaats van de werkelijke leiding van een vennootschap bevindt, de aard en omvang van de activiteiten van die vennootschap (mede) in aanmerking moet worden genomen. I n de omstandigheid dat de activiteiten van de nv zeer beperkt waren, de bevoegdheden van de procuratiehouder eveneens erg beperkt waren en de zeggenschap over de activiteiten van de nv volledig door de in België wonende bestuurder was uitgeoefend, concludeerde het hof dat de werkelijke leiding van de nv in 2001 en 2002 in België was gelegen. De inspecteur had nog andere argumenten voor zijn stellingen aangevoerd, maar deze konden het hof niet tot een ander oordeel brengen.
Het hof verminderde daarop de aanslagen vennootschapsbelasting over 2001 en 2002 tot nihil.