Een inspecteur kan in bepaalde gevallen een bezwaarschrift niet ontvankelijk verklaren, bijvoorbeeld wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar blijft in zodanig geval achterwege. Het is mogelijk om tegen een niet-ontvankelijkverklaring beroep in te stellen bij de rechtbank. Verklaart de rechtbank het beroep gegrond, dan zal de rechtbank de zaak in beginsel terugwijzen naar de inspecteur. In bijzondere gevallen kan dit anders zijn. In een uitspraak van Hof Amsterdam kwam deze formele rechtsregel aan de orde.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De inspecteur had een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift naar zijn mening niet voldoende was gemotiveerd. Rechtbank Haarlem en in hoger beroep Hof Amsterdam waren van oordeel dat het bezwaar wel voldoende was gemotiveerd. Het hof voegde er nog aan toe dat de wet geen eisen stelt aan de gefundeerdheid van de motivering van bezwaar. Het hof gaf de inspecteur opdracht om het bezwaar alsnog inhoudelijk te gaan beoordelen.
Een inspecteur kan in bepaalde gevallen een bezwaarschrift niet ontvankelijk verklaren, bijvoorbeeld wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar blijft in zodanig geval achterwege. Het is mogelijk om tegen een niet-ontvankelijkverklaring beroep in te stellen bij de rechtbank. Verklaart de rechtbank het beroep gegrond, dan zal de rechtbank de zaak in beginsel terugwijzen naar de inspecteur. In bijzondere gevallen kan dit anders zijn, bijvoorbeeld als partijen bij de rechter hebben aangedrongen om de zaak inhoudelijk te beoordelen. In een uitspraak van Hof Amsterdam kwam deze formele rechtsregel aan de orde. De zaak was als volgt.
Een adviseur had namens een cliënt een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting van zijn cliënt en daarbij verzocht om een nadere termijn voor motivering. Drie maanden later verzocht de inspecteur de adviseur om hem de motivering van het bezwaarschrift toe te zenden. Zou de motivering niet binnen een week zijn ontvangen dan zou hij het bezwaar niet-ontvankelijk kunnen verklaren. Een dag voor de door de inspecteur verleende uiterste termijn (24 maart 2006) verzocht de adviseur in een brief om een aanvullend uitstel met enkele dagen voor de nadere motivering. Reden hiervoor was dat een controlerend ambtenaar een omzetbelastingvordering van zijn cliënt had laten vervallen. De omzetbelastingvordering vond zijn grond in een suppletieaangifte omzetbelasting die een voormalig administratiekantoor voor de cliënt had ingediend. De suppletieaangifte leidde tot een teruggaaf omzetbelasting. De stukken waarop de suppletieaangifte steunde, lagen nog bij het voormalige administratiekantoor. De adviseur had zijn cliënt verzocht om de onderliggende stukken voor de omzetbelastingvordering toe te zenden en verwachtte deze binnen enkele dagen te ontvangen. De adviseur wilde dit meenemen in de nadere motivering van het bezwaarschrift. De inspecteur verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat het naar zijn mening niet (voldoende) was gemotiveerd. De adviseur ging hiertegen namens de cliënt in beroep bij Rechtbank Haarlem.
De rechtbank was van oordeel dat het bezwaar wel voldoende was gemotiveerd. Uit de tekst van de brief van 23 maart 2006 was voldoende duidelijk waarom de adviseur van mening was dat een naheffingsaanslag tot een te hoog bedrag was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en wees de zaak terug naar de inspecteur om inhoudelijk op het bezwaar te beslissen. De inspecteur stelde vervolgens hoger beroep in bij Hof Amsterdam.
Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en gaf daarbij aan dat de wet geen eisen stelt aan de gefundeerdheid van de motivering van bezwaar. Het hof zag geen reden om van terugwijzing naar de inspecteur af te zien. Het hof wees daarbij op een arrest van de Hoge Raad uit 2006. De Hoge Raad oordeelde daarin dat, indien een bezwaar onterecht niet-ontvankelijk is verklaard, dit in de regel moet worden teruggewezen naar de inspecteur. Ook was van belang dat de adviseur op de zitting uitdrukkelijk had verzocht om de zaak terug te wijzen naar de inspecteur en dat hij zich in de beroepsfase met name had gericht op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.
Het hof besliste, evenals de rechtbank in eerdere instantie, dat de inspecteur alsnog binnen een termijn van twaalf weken uitspraak op het bezwaar moest doen.