Bij een pensioentekort is het onder voorwaarden mogelijk de achterstand in de oudedagsvoorziening te verkleinen met een lijfrente. Daartoe moet de lijfrenteovereenkomst aan de fiscale voorwaarden voldoen. Een daarvan betreft het zogeheten afkoopverbod. Het afkoopverbod geldt ook voor een vrijwillige deelname aan een pensioenregeling en moet uitdrukkelijk ergens in de overeenkomst zijn verwoord. Illustratief hierbij is een uitspraak van Hof Arnhem over een medisch specialist die naast zijn verplichte deelname in het pensioenfonds ABP/PGGM vrijwillig aanvullend pensioen wilde opbouwen bij de Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten. Het bestuur van het pensioenfonds had weliswaar in een bestuursbesluit bepaald het afkoopverbod tot beleid te verheffen, maar had dit nog noch in de statuten noch in het reglement van de stichting laten verwerken. Dat was een domper voor de medicus want hij kon de premie voor het vrijwillige pensioen niet in aftrek brengen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Lijfrentepremies die u betaalt voor bijvoorbeeld een oudedagsvoorziening kunt u onder voorwaarden in aftrek brengen op het inkomen. Als u kunt aantonen dat u een pensioentekort heeft (jaarruimte) of dat u in voorgaande zeven jaren lijfrentepremies had kunnen aftrekken maar die aftrekmogelijkheid niet (volledig) heeft benut (reserveringsruimte), dan bestaat recht op de lijfrentepremieaftrek. Voor 2008 bedraagt het maximumbedrag voor de jaarruimte € 17.817 en de maximumbedragen voor de reserveringsruimte € 6.590 resp. € 13.016 (voor mensen van 55 jaar en ouder per 1 januari 2008). De extra lijfrentepremieaftrek wegens een tekort in de pensioenopbouw is afhankelijk van jaarlijkse pensioenaangroei.
De premie voor vrijwillig/aanvullend pensioen kunnen onder voorwaarden ook als lijfrentepremie in aftrek worden gebracht. Daartoe moet de lijfrenteovereenkomst wel aan de gestelde wettelijke voorwaarden voldoen. Een daarvan betreft het zogeheten afkoopverbod. Dit verbod houdt in dat de lijfrenteaanspraak niet mag worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid dienen buiten de daartoe aangewezen situaties. Het afkoopverbod moet wel op enigerlei wijze uit de overeenkomst blijken. Illustratief hierbij is een (feitelijke) uitspraak van Hof Arnhem. De zaak was als volgt.
Een medisch specialist was in 2003 in dienstbetrekking werkzaam bij een ziekenhuis. Vanwege deze dienstbetrekking was hij verplicht deelnemer in het pensioenfonds ABP/PGGM. De medicus wilde ook op vrijwillige basis een aanvullend pensioen opbouwen bij de Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten (hierna: de stichting). De stichting had de medicus geen afzonderlijke verzekeringspolis voor de vrijwillige pensioenopbouw afgegeven. Volgens berekeningen over het pensioentekort van de medicus was hij in 2003 € 2.950 aan pensioenpremie voor de vrijwillige pensioenopbouw verschuldigd. Hij maakte in 2003 een groter bedrag van € 2.950 aan de stichting over en bracht het bedrag van € 2.950 in aftrek in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2003. De inspecteur weigerde de aftrek. Hij stelde onder meer dat het afkoopverbod uitdrukkelijk in de statuten en het reglement moet zijn opgenomen. Nu dit niet het geval was, was in fiscale zin geen sprake van een lijfrente. De zaak kwam voor Hof Arnhem.
Het hof bekeek het reglement van de stichting voor het jaar 2003 en een documentatieboekje van de stichting voor het jaar 2006 dat een samenvatting van de pensioenregeling voor medische specialisten bevatte. In deze documentatie was geen afkoopverbod terug te vinden. Uit een ander documentatiestuk -een bestuursbesluit van de stichting uit 2000- bleek dat het stichtingsbestuur wel op de hoogte was van het bestaan van het afkoopverbod. Het bestuur had op die datum besloten het afkoopverbod van de vrijwillige pensioenopbouw tot beleid te verheffen. Dit bestuursbesluit leidde echter niet tot een wijziging van de statuten en/of het reglement.
Hof Arnhem ging bij de wetsgeschiedenis te rade en concludeerde dat de lijfrenteovereenkomst zelf bepalingen moet bevatten waarin het afkoopverbod met zoveel woorden moet zijn opgenomen. Ook uit een ministeriële resolutie uit 1994 bleek dat het afkoopverbod als een absoluut noodzakelijke voorwaarde gold. Het Hof vond het bestuursbesluit van de stichting over het afkoopverbod in dit geval onvoldoende, omdat het bestuursbesluit niet de benodigde formele bekrachtigingsprocedure van de deelnemersraad had doorlopen en ook niet had geleid tot wijzigingen in de staturen en/of het reglement.
Het hof kwam tot het oordeel dat de betaling van € 2.590 geen aanspraken deed ontstaan die berustten op een fiscaal kwalificerende lijfrenteovereenkomst. De medicus had daardoor geen recht op aftrek voor dit bedrag.
Opmerking
Menigeen is zich ervan bewust dat de afkoop van pensioenaanspraken tot belastingheffing leidt. Dat kan tot een forse post loonheffing (loonbelasting en premie volksverzekeringen) leiden. Er is echter nog een andere po st waarmee rekening moet worden gehouden: revisierente. Sinds 1 januari 2001 is namelijk ook nog eens revisierente van in beginsel 20% over de afkoopwaarde verschuldigd. Deze revisierente is bedoeld als een soort van compensatie voor de fiscus in verband met het verleende uitstel van heffing.