Uit het buitenland aangetrokken werknemers komen onder voorwaarden in aanmerking voor een fiscale faciliteit, de zogeheten 30%-regeling. De 30%-regeling houdt kort gezegd in dat de werkgever 30% van het loon als een onbelaste vergoeding voor de extraterritoriale kosten mag uitbetalen. Extraterritoriale kosten zijn extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst. De betreffende werknemer moet op het moment dat hij van buiten Nederland in dienstbetrekking is genomen over specifieke deskundigheid beschikken die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of slechts schaars aanwezig is. Onlangs heeft Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een proefprocedure tussen de KNVB en de belastingdienst.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De KNVB had met de belastingdienst een overeenkomst gesloten over de toepassing van de 30%-regeling voor betaalde voetballers. Daarbij was ook afgesproken dat een proefprocedure zou worden gevoerd over de toepassing van de overeengekomen criteria met betrekking tot jeugdspelers. De betreffende beroepsvoetballer was jonger dan 20 jaar en viel niet onder de overeenkomst tussen de KNVB en de belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat hij op andere wijze zijn deskundigheid mocht bewijzen. Daar slaagde hij in. Voorafgaand aan zijn komst in Nederland had hij 30 wedstrijden gespeeld in de nationale voetbalcompetitie in zijn land van herkomst. Het niveau van deze competitie was vergelijkbaar met de Nederlandse eredivisie. De beroepsvoetballer kwam alsnog in aanmerking voor de 30%-regeling.
Uit het buitenland aangetrokken werknemers komen onder voorwaarden in aanmerking voor een fiscale faciliteit, de zogeheten 30%-regeling. De 30%-regeling houdt kort gezegd in dat de werkgever 30% van het loon als een onbelaste vergoeding voor de extraterritoriale kosten mag uitbetalen. Extraterritoriale kosten zijn extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst. De betreffende werknemer moet op het moment dat hij van buiten Nederland in dienstbetrekking is genomen over specifieke deskundigheid beschikken die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of slechts schaars aanwezig is. Voor de beoordeling of een werknemer voldoet aan de eis van specifieke deskundigheid zijn (voor zover relevant) drie beoordelingspunten van belang: het niveau van de gevolgde opleiding, de voor de functie relevante ervaring en het beloningsniveau van zijn functie in Nederland vergeleken met het beloningsniveau in het land van herkomst. Rechtbank Leeuwarden heeft onlangs uitspraak gedaan over het aspect relevante deskundigheid. De zaak was kort weergegeven als volgt.
Een Nederlandse profvoetbalclub had in januari 2006 een driejarig contract gesloten met een jonge veelbelovende buitenlandse voetballer. De voetballer was op dat moment 19 jaar. De voetbalclub en de voetballer dienden een verzoek om toepassing van de 30%-regeling in. De inspecteur wees dat af, omdat de voetballer niet voldeed aan de beoordelingscriteria voor de deskundigheidseis die de KNVB en de belastingdienst eind 2005 in een overeenkomst hadden opgesteld. Zij waren overeengekomen dat de beoordelingscriteria in ieder geval van toepassing waren voor spelers van 20 jaar en ouder. De beoordelingscriteria bevatten met name criteria voor het aantal gespeelde wedstrijden in de hoogste nationale competitie en interlands. De KNVB wilde voor jongere spelers de criteria iets versoepelen, omdat zij vanwege hun korte werkervaring moeilijker zouden kunnen voldoen aan de gestelde kwantitatieve criteria. De belastingdienst wilde echter geen leeftijdsonderscheid maken in de overeenkomst.
Rechtbank Leeuwarden oordeelde dat voor toegang tot de 30%-regeling reeds op de dag waarop de arbeidsovereenkomst wordt gesloten, sprake moet zijn van bewezen én bestendige specifieke vakbekwaamheid. Toegepast op het betaald voetbal is daarvan naar het oordeel van de rechtbank pas sprake als een speler al vóór zijn komst naar Nederland frequent heeft gespeeld en gepresteerd op een niveau dat vergelijkbaar is met het niveau van de Nederlandse eredivisie. Dit sluit uit dat voor spelers jonger dan 20 jaar een minder verstrekkende maatstaf zou gelden. Ook al hebben spelers jonger dan 20 jaar korter gelegenheid om werkervaring op te doen en zo hun talent te bewijzen, voorkomen moet worden dat talent dat zich nog moet bewijzen al voor specifieke deskundigheid door kan gaan. Dat zou in strijd zijn met de bedoeling van de 30%-regeling. De rechtbank was voorts van mening dat de voetballer vrij was om zijn deskundigheid op andere wijze te bewijzen. De KNVB en de belastingdienst hadden voor spelers tot 20 jaar namelijk geen overeenstemming bereikt over de beoordelingscriteria. De voetballer slaagde in zijn bewijslast. Voorafgaand aan zijn komst in Nederland had hij 30 wedstrijden gespeeld in de nationale voetbalcompetitie in zijn land van herkomst en diverse interlands. Het niveau van de nationale competitie was vergelijkbaar met de Nederlandse eredivisie. De rechtbank was van oordeel dat hieruit de bestendigheid van de voetbalkwaliteiten voetballer genoegzaam bleek. De door de inspecteur gehanteerde maatstaf was volgens de rechtbank te zwaar. De rechtbank kende de voetballer daarop alsnog de 30%-regeling toe.