Hof Arnhem heeft onlangs een belangwekkende uitspraak gedaan over de verbindendheid van de eerste standaardvoorwaarde bij de geruisloze inbreng/omzetting van een onderneming in een nv of bv. De staatssecretaris mag volgens de wet aan een geruisloze omzetting (standaard)voorwaarden stellen om zeker te stellen dat geen belastingclaims (op stille reserves e.d.) verloren gaan. De eerste standaardvoorwaarde betreft het vervreemdingsverbod van de bij de inbreng verworven aandelen binnen drie jaar na de inbreng van de onderneming op straffe van het vervallen van de faciliteit. Onder het vervreemdingsverbod valt ook een fictieve vervreemding namelijk ‘het anders dan door overlijden ophouden binnenlands belastingplichtig zijn’. Emigratie zou dus een verboden handeling zijn. Het hof leidde uit de wetsgeschiedenis en de context van de regeling voor de geruisloze omzetting af dat de staatssecretaris op het punt van het vervreemdingsbegrip in de eerste standaardvoorwaarde buiten de door hem door de wetgever verleende bevoegdheid was getreden. Het hof stelde in de onderhavige procedure de gestelde voorwaarde met daarin de passage over de fictieve vervreemding buiten toepassing.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De geruisloze omzetting is een fiscale faciliteit voor de omzetting van een door een natuurlijk persoon uitgeoefende onderneming in een door een nv of bv uitgeoefende onderneming. De faciliteit houdt in dat de bestaande inkomstenbelastingclaim wordt omgezet in een gecombineerde vennootschapsbelastingclaim en inkomstenbelastingclaim. De faciliteit bevat een aantal (standaard)voorwaarden die ertoe dienen dat de bestaande inkomstenbelastingclaim niet verloren gaat.
De eerste standaardvoorwaarde betreft het vervreemdingsverbod van de bij de omzetting verworven aandelen binnen drie jaar na de omzetting van de onderneming op straffe van het vervallen van de faciliteit. Dit laatste betekent het alsnog fiscaal afrekenen over stille reserves en het belasten van stakingswinst. Onder het vervreemdingsverbod valt ook een fictieve vervreemding namelijk ‘het anders dan door overlijden ophouden binnenlands belastingplichtig zijn’. Emigratie zou dus een ‘verboden handeling’ zijn.
Hof Arnhem heeft onlangs een belangwekkende uitspraak gedaan over de verbindendheid van de eerste standaardvoorwaarde bij de geruisloze omzetting van een onderneming in een nv of bv. In de onderhavige procedure voor Hof Arnhem had een echtpaar de tot dan toe in maatschapsverband geëxploiteerd melkveebedrijf op 1 januari 2004 geruisloos omgezet in een bv. In 2005 emigreerde het echtpaar naar Duitsland. Daar exploiteren zij in een samenwerkingsverband met de bv een melkveebedrijf.
De inspecteur had in zijn beschikking over de geruisloze omzetting ook de voorwaarde gesteld met daarin de passage over de fictieve vervreemding. Hij was van de emigratieplannen op de hoogte, maar had de eerste standaardvoorwaarde (nog) niet ingeroepen. Het echtpaar maakte vergeefs bezwaar tegen de beschikking. Rechtbank Arnhem had het beroep van het echtpaar ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank komt de fictieve vervreemding in strijd met de vrijheid van vestiging van het EG-verdrag. Echter volgens de eerste standaardvoorwaarde bestaat er een tegenbewijsmogelijkheid om aannemelijk te maken dat emigratie geen onderdeel uitmaakt van rechtshandelingen om de onderneming zonder fiscale afrekening (over stille reserves) over te dragen. Vanwege de tegenbewijsmogelijkheid was de rechtbank van oordeel dat de eerste standaardvoorwaarde niet verder gaat dan noodzakelijk is om kunstmatige constructies tegen te gaan.
Hof Arnhem was het niet met de rechtbank eens. Het hof leidde uit de wetsgeschiedenis en de context van de regeling voor de geruisloze omzetting af dat de staatssecretaris op het punt van het vervreemdingsbegrip in de eerste standaardvoorwaarde buiten de door hem door de wetgever verleende bevoegdheid was getreden. Daarop kwam de vraag niet eens meer aan de orde of de eerste standaardvoorwaarde in strijd zou komen met de vrijheid van vestiging van het EG-verdrag.
Het hof verklaarde het hoger beroep gegrond en stelde in de beschikking van de inspecteur de passage over de fictieve vervreemding buiten toepassing.